Wandelroute BOECHOUT deel 1

Van treinstation tot kerk

De groene vlakken zijn de wegwijzers.

In de blauwe vlakken staat wat je ziet.

Witte vakken vertellen de details van een verhaal.
Kies zelf wat je interesseert.

Speciale verhalen zijn oranje omkaderd om ze snel terug te vinden.

Ben je nieuwsgiering naar een onderwerp in oranje? Klik er op en je krijgt een interessante link. Meestal staat onze Bollebooswicht dan klaar om je er alles over te vertellen.︁ Om terug naar de route te gaan klik je linksboven op de pijl naar links.

Als je klikt op een afbeelding, dan zie je meestal hetzelfde, maar ofwel groter, ofwel op een andere manier, ofwel op een ander tijdstip.
Klik daarna bovenaan rechts op X om terug te keren naar de route.

Start route Boechout deel 1:

Oud Station Bouchout
Frans Segersstraat 3
Boechout.

STATION BOECHOUT
Frans Segersstraat 3
Op 6 juli 1864 zien Boechoutenaren voor het eerst een trein langs hun dorp rijden, richting Aarschot. Die spoorlijn is aangelegd door privémaatschappij Chemin de Fer du Grand Central Belge. Het jaar daarop staat er zelfs een heus stationsgebouw langs.
Het hoge gedeelte had onderin loketten, boven de woning van de stationschef met zijn gezin – hoe zou die man anders tijdig op zijn werk geraken? Aanpalend de lagere wachtzaal voor reizigers. Op de zijgevel doet ‘Bouchout’ je niet twijfelen waar je bent. Intussen kreeg het gebouw andere gebruikers.

Op weg:

Steek van het stationsgebouw recht de straat over naar een voetpad tussen de huizenrij. Na een bocht sta je op een pleintje met huizen. Daar ga je rechts waar een straat het plein verlaat. Sla rechtsaf de Smalle Weg (geen naambord) in met aan je linkerhand een park. Na een vijftigtal meters ga je links dat park in naar de achterzijde van het Boechoutse gemeentehuis. Recht voor je zie je een beeldhouwwerk tussen hagen.

De vijfde kleuter is er niet graag bij.

HEUVELHOF
Heuvelstraat 91

Vier stoeiende kleuters en één rustende daarachter op een sokkel. Nee, niet de kindertjes van de burgemeester, al staan ze suggestief voor de ingang van de trouwzaal. Joseph Waterkeyn laat dit viertal hier neerzetten. Wil je weten of de kleuters hierboven zijn erfgenamen zijn, klik dan hier.

Maak kennis met de familie Waterkeyn

 Begin met François, als beheerder van maatschappijen in Antwerpen koopt hij in 1872 hier enkele aansluitende stukken grond en laat een hoevetje afbreken, dat daar al sinds de 14de eeuw staat. Hij zoekt plaats voor een herenhuis, dat tussen 1872 en 1880 wordt gebouwd. Eerst verhuurt hij het aan zijn broer, maar na diens dood gaat François er zelf wonen. Lang duurt dat niet, in 1886 geeft hij de geest en komt zoon Joseph als 21-jarige in bezit van landhuis, stallingen, remise, park en resterende grond.

De aankoop van François Waterkeyn werd afgebroken.

Van groot naar groter …

Joseph heeft in 1895 in Antwerpen het Crédit National Industriel opgericht. Als dat succes heeft, mag het voor hem allemaal wat groter – een familietrekje. Dus laat onze bankier  vaders landhuis in 1910 vervangen door een representatiever optrekje, dat ‘Den Heuvel’ zal gaan heten. Architect Albert Arnou doet er zijn best op met lauwerkransen en guirlandes, opgehangen aan die nieuwbouw in neo-Lodewijk XVI-stijl, die refereert aan die Franse koning . Fraaie natuursteen op  het eerste zicht, maar die gevels verbergen baksteen zoals vaker bij dit soort landhuizen.

Ook de florale decoratie krijgt die gebogen lijnen mee, ook binnen het gebouw, uitgewerkt in ijzer, steen en hout. Zuilen krijgen cannelures (ribbels) en kolommen zorgen voor een slankere indruk van de ruimten. Op het gelijkvloers zie je rondbogen boven de vensters, op de tweede bouwlaag rechthoekige vensteropeningen onder gebogen afdekkingen.

Helaas, Joseph Waterkeyn beleeft niet lang plezier aan zijn investering. Begin oktober 1914 verschieten de Duitsers nogal wat kruit tijdens de Slag aan de Nete in Lier en een slecht gemikt schot herschept landhuis Den Heuvel tot puin. De ruïne zal acht jaar als een droevig relict blijven liggen.

Gelukkig niet definitief. Tussen 1922 en 1924 herrijst het gebouw volgens de oorspronkelijke plannen als ‘Heuvelhof’. Maar architect Jan Baptist van Boechout – ondanks zijn naam een Lierenaar –  geeft er nog een eigen toets aan: de oorspronkelijk rechthoekige ramen worden vervangen door ovale ramen met dakkapellen. Ook de florale decoratie krijgt die gebogen lijnen mee, ook binnen het gebouw, uitgewerkt in ijzer, steen en hout. Zuilen krijgen cannelures (ribbels) en kolommen zorgen voor een slankere indruk van de ruimten. Op het gelijkvloers zie je rondbogen boven de vensters, op de tweede bouwlaag rechthoekige vensteropeningen onder driehoekige afdekkingen.

Ga vooral ook aan de achterzijde van Heuvelhof kijken, want bij dit soort huizen is dat eigenlijk de kant waar je binnenkomt. Daar is een rijke ontvangsthal en een monumentale trap leidt naar boven. Niet direct zichtbaar en wat in een uithoek verstopt, is er een smal trapje voor de dienstbodes naar hun slaapkamertjes op de hoogste verdieping.

Met de heropbouw kwamen er ronde ramen in het dak.

… en ‘Grootst’.

Joseph Waterkeyn geniet rustig en lang van zijn herbouwde bezit. Hij overlijdt op 18 juni 1963 als 98-jarige. Maar hij heeft nog het bouwstaaltje kunnen meemaken van familielid André Waterkeyn, kleinzoon van zijn broer Jean-Pierre, die voor Expo ’58 het Atomium bedacht heeft. Jawel: groot – groter- grootst !

In 1966 wordt het kasteel en een deel van het park door Jozefs erfgenamen verkocht aan het Boechoutse gemeentebestuur. Na zeven jaar renoveren en verbouwen wordt Heuvelhof het vierde Boechoutse stadhuis, plechtig ingehuldigd in oktober 1973.

Deze man gaan we nog meer tegenkomen.

Deze bronzen man is Jan Frans Willems, die vaak het woord en de pen heeft genomen als het over Vlaams ging. Op de achtergevel van het Gemeentehuis vind je hem in zijaanzicht. Straks kijkt hij je nog een keer recht aan. Ga je hem dan nog herkennen?

In 1967 koopt de gemeente Boechout kasteel en park over. En na zeven jaar renoveren en verbouwen wordt dit het vierde Boechoutse gemeentehuis.

Rond het gemeentehuis lopend zie je in het park vooraan een oorlogsmonument met een beeld van Pol Van Esbroeck.

Dit beeld verhuist mee met elk gemeentehuis.

Verlaat het park aan de voorzijde, ga links de Heuvelstraat in. Dan de eerste straat rechts, Janssenlei.

JANSSENLEI

Een eigen straatnaam en nog wel voor een straat die ook helemaal van jou zelf is, het is niet iedereen gegeven. Jos Janssen is dan ook bestuurder van de Tramway Maritime in Antwerpen, al staat zijn wieg een heel eind verder, in Sint-Martens-Voeren.

Een lei die ooit boulevard werd genoemd.

Het Zurenborg van Boechout

Jos Janssen ziet in Antwerpen een wijk als Zurenborg verrijzen, vol fraaie huizen. Hij wil ook zoiets en koopt van Emile Moretus de Bouchout op 4 januari 1900 zo’n 4 ha. grond van het domein Steenhuyse. Die naam komt van een oude hoeve, bezit van uit Antwerpen stammende adellijke families, die daar niet zelf boeren,  maar Steenhuyse verpachten. Ook Jos zal er niet meteen gaan wonen, hij en zijn vrouw Angeline Kokken hebben hun Antwerpse adres aan de Kunstlei, na de Eerste Wereldoorlog omgedoopt tot Frankrijklei.

Jos, de doe-’t-zelver

Op 11 juni 1900  doet Jos Janssen de Boechoutse gemeenteraad een bijzonder voorstel. Hij wil op domein Steenhuyse een Grote en een Kleine laan aanleggen en de grond erlangs verkavelen  voor villabouw.

Al op 8 juli 1900 mag Jos zijn gang gaan, maar van financiële steun is geen sprake. Integendeel, hij moet uit eigen zak zorgen voor riolereing, vijf meter brede met porfier uit Quenast verharde wegen met voetpaden, afgezoomd met wilde kastanjes die acht meter uit elkaar moeten staan en verlichting met koperen lantaarns. Wanneer dat allemaal gelukt is, moeten die wegen binnen de twaalf maanden zonder vergoeding aan de gemeente worden overgedragen.

Jos Janssen laat zich niet afschrikken, hij gaat zelfs verder: alle privétuinen krijgen aan de straatzijde eenzelfde hek van gekruiste houten latten. 
Reeds op 15 september krijgt Jos goedkeuring voor de bouw van vier villa’s aan de linkerzijde van zijn Grote lei, die 200 meter lang moet worden. De huizen staan er een jaar later al en krijgen ook eigen namen: Maria (nr.1), Nova (nr.3), Rustoord (nr.5) en Lydia (nr.7). Vandaag heet nr.1 De Glycine en nr.7 Mastentop. 

Bekijk eerst de oneven nummers aan de linkerzijde.

Villa De GLYCINE
Janssenlei 1
Zoals alle landhuizen aan deze zijde, gebouwd in 1901. De bouwstijl hield het bij de gangbare traditie, opgetuigd met betegelde vensterbogen, uitsprongen, torentjes, loggia’s, balkonnetjes – bijna de luxe versie van de Belgische koterijen, verrassend vanuit elke gezichtshoek, niet per se praktisch.
De huisnaam wisselt met de  met de eigenaars, van Maria in 1901 naar Alberta in 1910, Valkenhof  vanaf 1928 en nu een Franse Blauwe Regen.

Op basis van een dakversiering op Villa Nova, wordt François Toen als architect van deze huizen gezien, want eenzelfde ornament werd gespot op het eigen woonhuis van deze bouwmeester in de Berchemse Statiestraat. Bovendien was Toen rond 1900 als architect-bouwpromotor bezig met zowat de hele Berchemse Victor Jacobslei vol te zetten met fraaie woningen. Zoiets blijft niet onopgemerkt bij Antwerpenaren die zelf iets soortgelijks willen realiseren.

De garagepoort zat niet in het ontwerp.

VILLA NOVA
Janssenlei 3

Bij de familie Peeters is het altijd theater

Vader Marcel zit tijdens zijn toneelopleiding samen in de klas met Dora van der Groen, die later zelf hoofd wordt van de theateropleiding aan het Antwerps conservatorium. Ook heeft hij ooit naast Julien Schoenaerts op een podium gestaan. Maar na zijn ontmoeting met Suz Van Boeckel switcht Marcel naar een carrière bij de omroep, hij brengt het tot studiomeester bij de VRT. Zijn vrouw gaf les in esthetica aan het Sint-Jozefinstituut in Wijnegem en beiden waren nogal onconventioneel. 
Zo sticht Suz in Lier poppentheater Inke Tinke, waarbij zoon Bart van jongs af aan voor gitaarbegeleiding zorgt. Het gezin woont een tijdlang aan de Grachtkant in het Lierse begijnhof, waar moeder ook van alles organiseert.

Bloederige scènes in de gang

Bart Peeters wordt op 30 november 1959 geboren in Mortsel in het Sint-Jozefziekenhuis. Thuis wordt creativiteit flink aangemoedigd. Wil Bart na een bezoek aan Versailles de gang vol bloederige scènes schilderen, dan mag dat. Zelfs als hij daardoor enkele dagen niet naar school kan. Het enige dat absoluut verboden was? Zeggen: “Ik verveel me” – Suz zou dan echt kwaad worden! 

De Boechout Beatles

Uiteindelijk wordt het popmuziek, met als eerste groep Beri-Beri, samen met vrienden Hugo Matthysen, Jan Leyers en Marc Kruithof.
Eenmaal die bal aan het rollen, is er geen houden meer aan: tv-presentator, liedjeschrijver, podiumbeest …

De aannemer had hier een puzzelwerk aan.

Villa MASTENTOP
Janssenlei 7

Begonnen in 1901 als Villa Lydia, wijzigt de naam na 1930 in Mastentop, wanneer hier vanuit Koningshooikt schilder Jules Verstreken neerstrijkt. Om beter licht te hebben, bouwt hij in maart 1930 een loggia aan zijn villa. Maar in 1998 heeft architect Gialt Latte die vervangen door een eigentijdser model.

Na het overlijden van Jules in maart 1961 komt het huis in handen van de Alexianen. Die leggen een pad aan naar hun achterliggende psychiatrische instellingen en in dit huis vestigen ze in 1980 een dagkliniek, waar mensen die thuis blijven wonen overdag begeleiding krijgen via gezamenlijke gesprekken.

De man die De Paardendrink schilderde zie je hierachter.

Jules’ purperen heide en dennen

Ter wereld gekomen in 1882 in Koningshooikt, volgt Jules later met succes de Lierse Tekenacademie, maar moet dan meehelpen in de kledingwinkel van zijn ouders. Pas als hij naar Boechout verhuist, kan hij zijn roeping volgen en gaat volop Kempische heidelandschappen en stadsgezichten van Lier schilderen.

Na de bouw van de loggia verandert Jules de huisnaam in Mastentop, naar de dennen die keizerin Maria Theresia in onze Oostenrijkse tijd zo veelvuldig laat aanplanten ter vervanging van die purperen heide.

Ooit droeg dit gebouw een kroon.

Villa De DAG
Janssenlei 9

Kort na de eerste huizen verrijst ook villa, die Jos Janssen voor zichzelf houdt, want zijn droomhuis laat nog even op zich wachten.

De huisnaam is weergegeven in églomisé. Dat is een glastegel die aan de achterzijde gedeeltelijk is verguld, waarna in het verguldsel een tekening wordt gekrast. Op een zijgevel ontdek je De Nacht, eigenlijk het andere deel van de huisnaam. De toren is een statussymbool in de vorm van een duiventoren, aanvankelijk voorzien van langgerekte kantelen.

Een ontknoping met moordwaarde …

 Wanneer de erfgenamen na het overlijden van Jos’ vrouw Angeline deze villa verkopen, wordt eerst de Antwerpse sigarenfabrikant Pierre Tinchant eigenaar. Later komt ‘De Dag’ nog in bezit van de joodse bankier Paul Samuel Dreyfus, wiens familienaam doet denken aan het beroemde gerechtelijk schandaal in Frankrijk, naar aanleiding waarvan Emile Zola zijn pleidooi ‘J’accuse’ schrijft.
De Mortselse auteur Paul Jacobs laat in zijn thriller ‘Driemaal moordwaarde’ uit 2018 in dit huis de ontknoping plaatsvinden, al heet De Dag bij hem Villa Zonnegloren. 

… die leidt tot onthoofding en een luchtkasteel

Een sprookjeskasteel dat niet goed afliep.

BEL  AIR

Als kers op de taart wordt door François Toen – je kent hem al – een privépaleisje voor Jos Janssen gecreëerd als sluitstuk van de Grote lei. Vandaag kunnen we het enkel als luchtkasteel beschrijven:

Voorafgegaan door een ovaal plantsoen en omgeven door een Engelse tuin – uiteraard met vijver en bruggetje – bereik je dit kasteeltje via de gebogen oprijlaan. Een brede trap reikt tot aan een smeedijzeren deur van de beroemde Lierse kunstsmid  Lodewijk Van Boeckel .
Binnen is er overal gaslicht, via leidingen afkomstig van een apart gebouwtje op veilige afstand waar dit acetyleengas wordt geproduceerd.
Achter het kasteeltje ligt het tennisveld en terzijde daarvan serres, een moestuin en de hovenierswoning. Aan de andere kant zie je een koetshuis met paardenstallen.

Nog volop ideeën, maar helaas overlijdt onze initiatiefnemer al in februari 1908 in zijn Antwerpse woning. Weduwe Angeline Kokken, 44-jarige ras-Antwerpse, zet het project verder vanuit Bel Air. Zij laat in 1909 de Kleine lei aanleggen en verkoopt op 24 juni van dat jaar gronden langs de even zijde van de Grote lei.
Als Angeline niet veel later ook zelf overlijdt, ervan haar zoon en de broer en zus van Jos de volledige verkaveling.

Om de erfbelasting te betalen, verkopen zij wat nog overblijft aan onbebouwde gronden. Het dan nog glorieuze Bel Air en villa De Dag worden in september 1909 gekocht door Pierre Tinchant, rijk geworden in de sigarenindustrie en zo bekend, dat op ansichtkaarten de Janssenlei wordt aangeduid als Boulevard Tinchant. 

Wanneer Tinchant in 1923 besluit om voortaan in Antwerpen te blijven wonen, verandert Bel Air enkele keren van eigenaar om op 8 oktober 1936 via een stroman in handen te raken van burgemeester Theo Tuts. Hij wil er een ouderlingentehuis in onderbrengen, waar voor de praktische zaken vanuit Mechelen de Zusters van de Christelijke Liefde zullen instaan. Maar in 1940 doorkruist de komst van de Duitsers dat plan. Zij worden zelf in het kasteeltje ingekwartierd en wat later worden van hieruit de rantsoenen verdeeld en vestigt zich Winterhulp hier.

Van dat alles wordt zo’n kasteel niet beter, na WO II staat Bel Air er belabberd bij, nog net goed genoeg voor jeugdverenigingen. Uiteindelijk wordt deze parel in 1961 gesloopt, waardoor de villawijk als het ware onthoofd is. Helaas had Bel Air voor de vooruitgangsmode van de jaren 1960 het verkeerde jasje aan …

Keer om voor de even zijde, aan de andere straatkant.
Wie 80 jaar geleden tot aan het einde van de straat liep, had enkele torens gezien. 

Tralies in de toren? Hier wordt niemand gevangen gehouden, wel opgevangen.

Villa MADONA
Janssenlei 8

Gebouwd in 1903 door de bekende Antwerpse architect Jos Bascourt voor het gezin Craen-De Vroy. Aannemer Gust Andries houdt een nis vrij voor het door de eigenaar zelf geplaatste naamgevende Mariabeeld. Voor het bekostigen van deze villa hoeft Jan Craen geen overuren te maken, hij is een Antwerpse rentenier. Wanneer hij zich op 2 februari 1913 alle komende oorlogsellende bespaart door te overlijden, blijft weduwe Anna De Vroy alleen achter, totdat ook zij in januari 1914 tijdelijk het hazenpad kiest.

In de kost bij de Zusters van Madonna

Zo’n onbewoonde villa komt de bezetter van pas, het Duitse leger vindt er korte tijd onderdak. In april 1917 stelt Anna haar woning ter beschikking van oorlogsweesjes. Op vraag van kardinaal Mercier bekommeren de Mechelse Zusters van de Christelijke Naastenliefde zich om die kinderen. Vier zusters komen vanuit hun Mechelse klooster naar Boechout … en zullen daar nog amper weg te branden zijn. De Boechoutenaren spreken over de Zusters van Madonna.

Op 3 maart 1923 verkoopt Anna haar landhuis aan de Parochiale Werken van het Lierse dekenaat, dat er zeven jaar later een kostschool voor jongens tussen 4 en 8 jaar opent. Zo kunnen die Zusters met hun christelijke liefde hun jeugdige pupillen op het goede pad leiden.

Drie jaar later wordt deze ‘Madona’-kostschool door de Berchemse architect Frans Peeters vergroot met de links aansluitende nieuwbouw, waarin klaslokalen op het gelijkvloers en de eerste verdieping komen en daarboven slaapzalen. De Dekenale Vereniging van de Parochiale Werken in Lier zorgt in 1949-’50 voor een tweede uitbreiding van de school en het daarbij aansluitende nonnenklooster.

De broeders bouwen een ark

Op 17 november 1967 nemen de broeders Alexianen de fakkel over en verbouwen de los van het landhuis geplaatste leslokalen tot turnzaal voor hun psychiatrische patiënten, waar echter ook Boechoutse verenigingen gebruik van kunnen maken. Weer later, van 1974 tot 1982, is ‘Madona’ in gebruik door De Ark als gemeenschappelijke woonruimte voor tien mentaal gehandicapten en hun begeleiders.

Vanaf 1998 krijgen de Broeders van Liefde het landhuis in erfpacht. Zij nemen de sociale woningbouwmaatschappij De Ideale Woning in de arm voor een verbouwing tot sociale woningen voor begeleid wonen. Eind 2018 opent Matrix Wonen voor tien kwetsbare bewoners.

Sla links de George van Raemdoncklaan in. Meteen op de rechterhoek zie je een later gebouwde woning.

LANDHUIS IN COTTAGESTIJL
Janssenlei 4

Dit huis is recenter dan de villa’s, anno 1921. Je ziet namaak-vakwerk: in plaats van echte houten balken, opgevuld met leem, is dit baksteen met geverfde balken erop. Maar dat past bij een periode waar romantische nostalgie naar ‘vroeger’ in zwang was. Dat nep-vakwerk zie je het best vanuit de George van Raemdoncklaan.

Vakwerk dat begint met een skelet

Je kan dit een ‘optrekje’ noemen, maar van echt optrekken was hier uiteraard geen sprake. Bij een oud vakwerkhuis was dat wel zo. Daar werd het houten kader op de grond in elkaar gestoken en vervolgens omhoog gehesen. Pas als zo’n houten skelet overeind stond kon het invullen van de open vakken met vlechtwerk en leem beginnen. Maar bij de meeste vakwerkhuizen die je vandaag nog kan zien, is er ‘verstening’ opgetreden. Leem en vlechtwerk zijn vervangen door baksteen, al dan niet wit geschilderd.

Wandel in de George van Raemdoncklaan nog even door naar een volgende tuin. Hier zie je een oud paviljoen.

Hallo! Is hier iets van hout?

PAVILJOEN
George van Raemdoncklaan

Een behoorlijk groot tuinpaviljoen, waar je met je gasten onder meer thee kon drinken. Let vooral op de verticale steunen, die er als versteende boomstammen uitzien. Ze zijn dan ook van beton.

Rotseerders van namaak-natuur

Hele firma’s waren gespecialiseerd in dit soort namaak-natuur. Cementrustiek was vanaf eind 19de tot halfweg de 20ste eeuw in de mode. Het begon met Italianen, die het naar Frankrijk brachten en vandaar bereikte het al snel ons land. Bekende ‘rotseerders’ waren Arthur Tondeleir en Zn. aan de Liersesteenweg in Mortsel Oude God en vader Victor en zonen Frans en Fons Janssens aan de Stationsstraat in Westmeerbeek.

Wat begon met Lourdesgrotten, deinde uit tot bruggetjes, theekoepels of complete spelonken in de parktuinen van landhuizen. Omdat het allemaal niet zo stevig was, is er van de grootste creaties zelden veel overgebleven nadat die mode uitdoofde.

Vervolg je route door de Janssenlei.

WITTE VILLA
Janssenlei 2

Op deze plaats stond eeuwenlang een hoeve.

Het speelhuis van een voorvader van Rubens

Ongeveer op deze plaats moet in een ver verleden een hoeve hebben gestaan, waarvan een deel door rijkelui van elders als ‘speelhuis’ ofwel ‘huis van plaisantiën’ werd gebruikt. Zo koopt op 10 juli 1553 tapijthandelaar Hendrik Pijpelinckx het hoeveterrein. Hij is niet zomaar een West-Vlaming uit Kuurne, die als verkoper van wandtapijten in Antwerpen aan de kost komt. Nee, hij zal een oervader van de Vlaamse schilderkunst worden.

Drie jaar eerder heeft Hendrik al de hoeve Ter Micke gekocht, vandaag aan de Hellestraat. Daar bevalt zijn vrouw Clara van dochter Maria Pijpelinckx. Zij zal later de vrouw worden van de Antwerpse rechtsgeleerde Jan Rubens. En ja, nadat die als protestantsgezinde advocaat met zijn vrouw naar het Duitse Siegen was vertrokken, wordt daar op 28 juni 1577 zoon Pieter Paul geboren, dé Rubens die we allen kennen.

Vanuit de Janssenlei links terug de Heuvelstraat in. Aan de rechterkant zie je de Selbstraat en twee huisjes.

De huisjes die je nu hier ziet worden de Spaanse Huisjes genoemd. Er is niets Spaans aan te zien voor ons. Ooit bezaten ze waarschijnlijk trapgeveltjes en die bouwstijl is in de periode dat we door Spaanse koningen worden bestuurd nogal in zwang. Huizen uit die periode worden vaker Spaans Huis genoemd. Je vindt ze o.a. in Tervuren, Oud-Heverlee, Gent, Oostende en Mons.

Een extravagante weduwe

De Selbstraat is vernoemd naar Octave Selb, wiens extravagante weduwe Josephine Van Humbeek bij testament een aantal huizen en gronden schenkt aan het Boechoutse Weldadigheidsbureel, voorloper van het OCMW.  Zo verdien je uiteraard een straatnaam.

Kerkepad

De Selbstraat was lang een onverharde weg, vroeger een kerkepad. We komen er later in deze wandeling op terug, daarom hier alvast een deel van dat verhaal.

In plaats van de twee huisjes, stond hier een pastorie. Maar als die in 1624 in brand wordt gestoken, ruilt pastoor Jacob Smits  een stuk grond op het Molenveld met een terrein nabij de Boechoutse kerk om daar een nieuwe pastorie te bouwen.

Loop verder door de Heuvelstraat, steek de spoorweg over en ga dan meteen links de Spoorweglei in. Aan het eind daarvan zie je een groot hek, waarachter het domein Kastanjehof ligt. Maar dit is het achterpoortje, voor het uitlaten van de hond.

Rechts sla je het smalle Pastoorsleike in, waar je aan de rechterkant enkele huizen ziet tussen tuinen. Die hebben hun ingang via belendende straten. Links word je, als de bomen kaal zijn, even een blik gegund op landhuis Kastanjehof – zo meteen zie je de voorzijde. 

Wandel het Pastoorsleike uit tot in de Jan Frans Willemsstraat en sla die naar links in. Even verder zie je aan je linkerzijde de toegang tot het grote landhuis dat achteraan zichtbaar is.

Hier mag je niet binnen, maar klik en je zal zien.

La CHÂTAIGNERAIE / ’t KASTANJEHOF
Jan Frans Willemsstraat 67

De Boechoutse aannemer J.C. Franck begint in 1898 aan dit prachtige landhuis in cottagestijl. Hij heeft al ervaring met buitenhuizen opgedaan bij de bouw van ‘Lust en Rust’, dat je straks te zien krijgt.

Al voordat deze woning in 1899 af is, heeft Franck in advocaat Emiel Debaer al een koper gevonden. Debaer laat zijn nieuwe bezit meteen voorzien van een koetshuis. Voor hem en zijn gezin is dit een zomerresidentie, waar ze van mei tot oktober willen verblijven. Vanaf de poort tot aan het huis loopt een dreef met kastanjebomen, zoals de huisnaam al suggereert.

Jammer genoeg is het grote park niet toegankelijk, je kan slechts een glimp van het huis opvangen, dat in 1993 bescherming als monument heeft gekregen.

Dezelfde aannemer heeft ook ’t Kasteeltje aan de Borsbeeksesteenweg 21 gebouwd. Dat lijkt dan ook sterk op de oorspronkelijke versie van het Kastanjehof, maar dan in spiegelbeeld.

Voorbij de kastanjedreef is er meer.

Waterval, rotstuin en ijskelder

In 1911 laat Debaer zijn woning aan de linkerzijde vergroten. Ook een vijver met waterval wordt aangelegd, plus een rotstuin met echte rotsjes uit de Ardennen. De ruimte onder die rotsen kan meteen als ijskelder dienen om voedsel en dranken koel te houden in een tijd dat een ijskast nog niet tot de huisinrichting behoort.

Wanner tijdens die Grooten Oorlog de familie Debaer zich elders in veiligheid brengt, installeren Duitse bevelhebbers zich in hun riante villa. Na het oorlogsgeweld  volgt in 1925 een nieuwe verbouwing, maar daarna komt Emiel nog zelden naar Boechout. Vanaf 1928 verhuurt hij zijn landhuis aan wisselagent De Laet.

Als Emiels zoon Marcel terugkomt uit Belgisch Congo, waar hij voorzitter van een rechtbank is geweest, gaat hij hier tot 1940 wonen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog staat het Kastanjehof leeg, maar daarna wordt het verhuurd aan de Amerikaanse directeur van General Motors – Opel – in Antwerpen.

Keer op je stappen terug en wandel door de Jan Frans Willemsstraat tot aan de eerste zijstraat links. 
Op de kaart zie je waar je je bevindt.

Ons verhaal speelt zich af op de rechterhoek.

Café DE SPORTBORS
Jan Frans Willemsstraat 18 / Dr. Theo Tutsstraat

Tja, je ziet hier nu geen café, maar een kantoor van het Vlaams en Neutraal Ziekenfonds. Op de oude foto zie je hoe het ooit was: een laag dorpscafé met de deur schuin op de hoek, bijna 150 jaar trefpunt en stamcafé van Boechoutse burgers en kunstenaars.

De vroegere Smisstraat kreeg zijn naam van dit hoekhuis, dat later als café genoemd werd naar de andere kant van de hoek, de Bors.

Het heeft een wat vreemde naam, ‘De Sportbors’. Bors heette vroeger het korte stuk van de Jan Frans Willemsstraat tussen Theo Tutsstraat en de Heuvelstraat (waar je op uit komt als je rechtdoor zou wandelen).

Carambole rond het getal twaalf

Bij ‘Sport’ moet je niet denken aan het supporterscafé van een voetbalclub of wielrenner, hier had een biljartclub onderdak gevonden met ook zo’n aparte naam: De XII Apostelen. Ontstaan rond 12 stamgasten van naburig café ‘De Doornboom’ op 12 november 1938, met elke 12de van de maand hun bestuursvergadering. Je kon aanvankelijk enkel lid worden als een van de oorspronkelijke twaalf wegviel.

Kunstenaar George van Raemdonck – je ontmoet hem bij onze volgende stop – maakt in 1960 een informeel groepsportret van deze Apostelen, dat nu in Café Hollywood aan de Oude Steenweg 85 hangt. Maar George schetste ook menige andere stamgast op bierviltjes, vaak zonder dat ze het zelf merkten. Die werden dan aan de caféwand gehangen. Deze verzameling van ca. 250 ‘Boechoutse Koppen’ is in 2009 onder die titel te boek gesteld.

Geen portretten op doek, maar bierviltjes in een boek.

Voor de dorstigen: we komen nog langs cafés waar je (normaal) nog wél terecht kan!

Draai nu verder de Dr. Theo Tutsstraat in, genoemd naar een Boechoutse burgemeester. Een eind verder in deze straat hebben we aan de rechterzijde nog namen voor je in petto.

Van de vroegere Smidsstraat is niet alles verdwenen.
George was hier minder bekend dan in het buitenland.

WONING GEORGE VAN RAEMDONCK
Dr. Theo Tutsstraat 39

Sinds zondag 19 april 2009 hangt George tegen deze gevel, in brons gereliëfd door de Boechoutse kunstenaar Eric Verlinden.

Boechout is een dorp van lauweren. Heel wat bekende inwoners hebben elders carrière gemaakt en komen hier rustig van de naweeën genieten. Dat geldt ook goeddeels voor George van Raemdonck, cartoonist, striptekenaar, portret- en taferelenschilder.

Bulletje en Bonestaak

In Boechout wordt hij bij de lokale bevolking vooral bekend van zijn karikaturen van bekende dorpsfiguren, die hij op bierviltjes maakte in café Sportbors, destijds net om de hoek in de Jan Frans Willemsstraat. 

Maar deze overtuigde socialist heeft veel meer op zijn palmares: jarenlange samenwerking met de bekende Nederlandse auteur A.M. de Jong (‘Marijntje Gijzen’-cyclus), met wie hij vanaf 1922 tot 1937 de stripreeks Bulletje en Boonestaak razend populair maakte bij onze Noorderburen via de kranten Het Volk en Voorwaarts. De Jong schrijft de scenario’s,  George zorgt voor 8856 tekeningen voor 21 verhalen.

De SS grijpt in

Als Hitler in 1933 Rijkskanselier wordt in Duitsland, voeren De Jong en Van Raemdonck een anti-fascistische strijd met hun cartoons in dagbladen Het Volk en Voorwaarts.

Dat blijft niet zonder gevolgen: op 18 oktober 1943 wordt De Jong in de hal van zijn woning in Blaricum door een Nederlands SS-commando vermoord. Van Raemdonck is dan al naar België teruggekeerd en komt in 1947 hier wonen.

In 1986 is de Boechoutse Kartoenale, een internationale expo van cartoons, naar Van Raemdonck genoemd. Op website www.iha.be vind je omzeggens alles over George van Raemdonck. Je smartphone misschien even kantelen naar een liggend beeld.

In 1958 maakte cineast Gust Geens een levend portret van de kunstenaar. Je kan hem zien in zijn dagelijkse bezigheden in een filmpje van een kleine twee minuten. 

VILLA EUGEEN DE RIDDER
Dr. Theo Tutsstraat 37

Eveneens een strijdbaar socialist, Eugeen De Ridder, die na zijn carrière in 1946 ook in Boechout komt wonen, waar hij met buurman George van Raemdonck stamgast wordt in café De Sportbors.

Eugeen was verliefd op de Kempen.

Op stap met VTB, jeugdbeweging of op schoolreis? Dan ken je die ene hit.

Op 24 juni 1893 geboren in de Antwerpse Lange Beeldekensstraat – waar ook Vincent van Gogh nog enkele maanden heeft gewoond – leert De Ridder viool spelen, gevolgd door een uitgebreidere kennismaking met muziek via Emiel Hullebroeck tijdens zijn opleiding tot leraar in Gent. Tijdens de Eerste Wereldoorlog geeft Eugeen les aan schipperskinderen in Antwerpen, maar schrijft ook kindervertellingen en teksten voor socialistische liederen. Hij is medestichter van de Vlaamse Toeristen Bond.
Maar je kent hem wellicht het best als tekstschrijver van het lied dat alle Vlaamse jongeren wel in de jeugdbeweging of op schoolreis hebben gezongen: “Op de purp’ren hei”, dé hit van Armand Preud’Homme.

In deze video van bijna een minuut zien we “meester” De Ridder een toespraak geven bij de huldiging van zijn gebuur George van Raemdonck . Onder de prominente toehoorders bevinden zich onder meer componist Jef Van Hoof en de gravin van het kasteel.

Keer even om en wandel terug naar een gebouw dat je reeds links was gepasseerd en nu aan je rechterzijde staat. Ooit een particulier landhuis, tot 2019 thuisbasis van het Boechoutse O.C.M.W. en vandaag het hoofdkwartier van Sfinks vzw, waarover je in het tweede deel van deze wandelroute heel wat meer te weten komt.

Dit gebouw heeft meerdere functies gehad.

Les PEUPLIERS – POPULIERENHOF
Dr. Theo  Tutsstraat 20

Gegoede Antwerpenaren ontdekken eind 19de eeuw Boechout als residentiële gemeente. Zo ook de familie Van Tichelen, die hier in 1876 een statige woning wil laten bouwen, die chic moet ogen, maar voor een beperkt budget. Vandaar enige ‘schone schijn’: speklagen en hoekkettingen geschilderd over cement op baksteen in plaats van banden en kanten in dure natuursteen. En een toren die een knap staaltje suggestie is, een stukje gevel dat meer naar voren staat en hoger is opgebouwd.

Terzijde van de woning wordt een Engelse landschapstuin aangelegd, met een grote verscheidenheid aan bomen zoals bloedbeuken en magnolia’s, plus een kleine en een grotere vijver. Fraaie doorkijkjes zijn het resultaat. Die grote vijver is er nog, daar zwemmen nu vissen in. Verderop in het park komt er een oranjerie, vandaag een scoutslokaal.

Hoe Theo zijn straat verdient

Na het overlijden in 1911 van weduwe Van Tichelen, koopt tandarts Jean François Pourveur het Populierenhof, dat hij eerst als buitenverblijf heeft gehuurd. Zijn kinderen bieden na Pourveurs dood het geheel te koop aan.

Geneesheer-burgemeester Theo Tuts laat dit huis op 22 juli 1921 door de gemeente aankopen, Boechout is op zoek naar een nieuw gemeentehuis. Het oude is tijdens WO I vernield en een huurcontract van een tijdelijk onderkomen loopt in 1923 af. Architect Jan Sel voert enkele verbouwingen uit: de salon wordt tegelijk trouwzaal, raadzaal en kabinet van de burgemeester. Ook het open voorterras met twee smeedijzeren lantaarns dateert van Sels aanpassingen. In 1930 komt er achteraan nog een veranda naar ontwerp van Karel Toen, zoon van François, die je kent van de Janssenlei.

Als dank wordt de straat waaraan dat derde gemeentehuis ligt van Smisstraat herdoopt tot Dr. Theo Tutsstraat. 
Tot april 1973 is het dorp van hieruit bestuurd, nadien verhuizen burgemeester en schepenen naar het Heuvelhof, dat je al hebt kunnen bewonderen.

Populierenhof wordt aan zijn lot overgelaten. Na een grondige renovatie in 1998 koopt het OCMW het gebouw en gebruikt het tot de verhuizing in 2019 naar het vroegere politiebureau. Nu vind je hier vzw Sfinks en Heemkundige Kring Het Speelhof vzw.

Ga via het pad rechts, dat leidt door wat sinds april 2009 het George van Raemdonckpark heet, maar vroeger de tuin van Van Tichelen was. Meteen rechts bij de vijver een monumentje.

Als deze jongens dromen van een wereldreis, eindigt die in Boechout, dicht bij het huis van hun geestelijke vader.

BULLETJE EN BOONESTAAK

Dit is het stripduo Bulletje en Boonestaak in brons, door Boechoutenaar François Blommaerts vorm gegeven als eerbetoon aan de nieuwe naamgever van dit park. Het initiatief komt van de Boechoutse vzw International Humour in Art. De afkorting is IHA. Als je dat uitspreekt, begrijp je meteen waarom het logo een lachende ezel is.

Het dikke jongetje Bulletje en de magere Boonestaak waren geen brave jongetjes. Ze scholden, kotsten en liepen soms met blote billen door de strip. ‘Zedenbedervend’ was dan ook het cmmentaar van mening Nederlander.

Achteraan kom langs het oude koetshuis van Van Tichelen, nu omgebouwd tot scoutslokalen. Enkele stappen verder sta je opnieuw op het Pastoorsleike. Volg dat naar rechts tot je bij de parking komt. Je hebt dan al 2 km gewandeld. Steek links door de voetweg de parkeerplaats over in de richting van de Delhaize supermarkt. Sla daar linksaf, de  Alexander Franckstraat in. Meteen links kom je langs een villa.

VILLA VREUGD EN DEUGD
Alexander Franckstraat 17

Op 10 juli 1882 krijgen Boechouts zakenman Gabriël Franck en zijn vrouw Maria Jonghelinckx een zoon, Alexander. Als 14-jarige tiener verhuist Alex met het gezin naar deze gloednieuwe villa, gebouwd in 1896 door grootvader Jongelinckx in wat dan de Kapelleveldstraat heet. Na zijn studies wordt Alexander een gekende figuur in Antwerpse handelsmiddens.

Maar in 1914 gebeuren er bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog twee nogal tegenstrijdige dingen: de 32-jarige Alexander meldt zich als vrijwilliger bij het Belgische leger en de Duitse bezetters kiezen deze villa als hun Deutsche Kommandatur. Dat laatste houdt in dat hier enkele Duitse officieren worden ingekwartierd bij de familie Franck. En het eerste betekent dat Alexander als soldaat 2de klasse voor de Engelsen verbindingsopdrachten gaat uitvoeren in hun strijd tegen de bezetters. Bij die geheime missies komt zijn goede kennis van het Duits hem van pas.

Heb je ook wat lef, wandel dan even via de oprit voor het huis langs om een blik te werpen op de unieke houten vogelkooi met daarop een duiventil in de vorm van een peerspits met dakkapellen. Tot aan de Franse Revolutie was het houden van duiven enkel voorbehouden aan de adel en de geestelijkheid. Die vogels zorgden voor uitstekende mest, hun jongen werden voor ze konden uitvliegen opgegeten. Maar deze duiventil is eerder een fraaie versiering, wellicht ook duidend op pure liefhebberij.

Lef hebben kan leiden tot de dood. Maar ook tot een straatnaam.

              HET VERHAAL VAN EEN VERZETSHELD
Eenmaal in geheime dienst voor de Engelsen gaat Alexander Franck samenwerken met een Antwerpse vriend, architect Jos Baeckelmans. Ze nemen risico’s, dringen ’s nachts de vijandelijke linies binnen. Bij zo’n raid worden ze samen met enkele jonge helpers opgepakt aan de Nederlandse grens en afgevoerd naar een militaire post. Maar ze weten hun begeleider te verschalken, springen uit de wagen en verdwijnen in de bossen.

 Op een dag wordt Alexander bij het oversteken van de Schelde aangehouden door de Sicherheitspolizei en voor verhoor naar de Antwerpse Stoopstraat gebracht. Hij weet met zijn uitstekende kennis van het Duits echter zo behendig op de situatie in te spelen, dat hij wordt vrijgelaten.

Zoiets blijft niet goed gaan. Als Baeckelmans op 28 juli 1915 uit Lille terugkeert, wordt hij aangehouden. Hij is in bezit van bezwarende stukken en wordt in de gevangenis van Sint-Gilles bij Brussel opgesloten. Net die dag wil Alexander langsgaan bij Jos’ woning op nummer 10 in de Antwerpse Bredestraat, aan de rand van het Sint-Andrieskwartier. Dat huis wordt echter door de Duitsers in de gaten gehouden. Vanuit het verzet worden nog koeriers op pad gestuurd om Alex te waarschuwen, maar het is al te laat. Hij wordt opgepakt en belandt ook in Sint-Gillis.

Na een onderzoek dat tot 14 september 1915 duurt, krijgen ze allebei de doodstraf. Op 23 september worden ze in alle vroegte afgevoerd naar de schietbaan van Schaarbeek om daar gefusilleerd te worden wegens spionage. Ze weigeren een blinddoek en worden ter plaatse in een graf gegooid.

Nog steeds kan je op die plek een gedenksteen voor deze oorlogsslachtoffers aantreffen. Het terrein ligt achter het VRT/RTBF-omroepcentrum aan de Auguste Reyerslaan. De lichamen van Franck en Baeckelmans liggen daar echter niet meer. Die zijn na de oorlog opgegraven en naar Antwerpen gebracht, waar Alexander op maandag 17 maart 1919 opnieuw begraven is op de krijgsbegraafplaats van het Schoonselhof in Wilrijk, vlakbij het eremonument voor gefusilleerde soldaten.  Het jaar daarop is het deel van de Boechoutse Kapelleveldstraat, waaraan de ouderlijke woning van Franck ligt, omgedoopt tot Alexander Franckstraat. 

Aan de overzijde van de straat zie je opnieuw een landhuis.

Op pinnen en punten meer of minder werd niet gekeken.

LUST EN RUST
Alexander Franckstraat 20

De geschiedenis van dit gebouw begint met ‘Op je gezondheid!’ Antwerps brouwer en gemeenteraadslid Oscar Van der Molen laat in 1897 het architectenduo Hertogs en Mathijssens een landhuis ontwerpen. Aannemer J.C. Franck realiseert het in pseudo-adellijke stijl: een voornaam stadspaleis met een middeleeuwse kasteeltoren met bovenaan drie zogeheten arkeltorentjes en een puntige spits.

Aan de rechterzijde van de toren een klok onder een sierlijk glazen koepeltje. (Ga daarvoor een stukje de losweg naast ‘Lust en Rust’ in.) Bij zo’n woning hoort een luxueus aangekleed interieur, met een traphal vol prachtig hout en fraaie tegelvloeren. Van de bijbehorende wintertuin rest achteraan een glazen terraswand over diverse verdiepingen.

Hoe lust rust wordt

Brouwer Oscar gebruikt zijn landhuis enkel voor vrije momenten, hij gaat er nooit echt wonen. In 1908 verkoopt hij alles aan Edmond en Florentine Heymans-Deanscutter, een rijk echtpaar uit Antwerpen. Ook hen zie je aanvankelijk enkel ‘s zomers, maar op leeftijd gekomen gaan ze permanent in Boechout wonen. Ze laten zich verzorgen door de zwartzusters, die hier sinds 1944 aan het Sint-Bavoplein huizen.

Uiteraard staat er iets tegenover deze bejaardenzorg. Na het overlijden van Edmond in 1945 stelt Florentine een testament op, waarin huis en grond na haar overlijden aan het aartsbisdom Mechelen worden geschonken. Zo komt ‘Lust en Rust’ in 1952 in aartsbisschoppelijke handen en mogen de zwartzusters er een rusthuis voor hun oude kloosterlingen inrichten. In 1973 vinden de zusters dat hun werk in Boechout erop zit, zodat ze in september naar Berchem vertrekken.

‘Lust en Rust’ wordt op 13 november 1975 gekocht door het echtpaar Vanhoutte-Michielsen. Zij verkopen een deel van de parktuin en met de opbrengst bouwen ze op het domein een nieuw bejaardentehuis. Hun ‘Avondvrede’ is in 1986 helemaal af.

Nicky Michielsen had in de traphallen, zijkamers en kelders van ‘Lust en Rust’ een nostalgische verzameling gebruiks- en siervoorwerpen en speelgoed uit de 19de en eerste helft van de 20ste eeuw tentoongesteld onder de naam ‘Nicky’s Old Corner’. Maar zij is daarmee helaas moeten stoppen omdat de rondleidingen haar teveel werden. Maar via een website kan je nog wel van haar verzameling op afstand proeven:

nickysoldcorner.com/het-museum/

Wie wil kan wat verder de straat in wandelen en na een rijtje huizen rechts de toegangsweg van het zorgcentrum inslaan. 

Daar zie je meteen de parktuin van Lust en Rust
met boomhut, speelhuisje en hoevedieren zoals bokken en geiten.

We wandelen niet verder in deze straat, maar voor je omkeert nog even een historisch gebeuren dat zich een eind verderop afgespeeld heeft, vlak over het spoor (dat er toen nog niet was).

JENNEVAL

Ons vaderland is voor Jenneval zijn moederland, zo staat het in de liedtekst.

Op 18 oktober 1831 sneuvelt daar in een van de dreven van een kasteel Hippolyte Louis Alexander Dechet, bekend onder zijn artiestennaam Jenneval. Dat gebeurt tijdens een gevecht tussen Belgische vrijheidsstrijders en Nederlandse soldaten. Die Belgische ‘opstandelingen’ hebben een uitval gedaan vanuit Lier.

Jenneval is een Fransman, geboren in Lyon in 1801. Dichter en acteur, maar hier vooral bekend als tekstschrijver van de Brabançonne, het Belgische volkslied, waarvan de muziek door Frans Van Campenhout is gecomponeerd.

Jennevals’ lichaam is bijgezet in de crypte van het grote monument op het Brusselse Martelarenplein, dat de slachtoffers van deze onafhankelijkheidsstrijd herdenkt. Aan dat plein huist ook een deel van de Vlaamse overheid.

Nu terug richting kerk, maar links de Bistweg inslaan.

Dit lijkt op een sluis: smalle ingang, brede parkeerkolk, smalle uitgang voor de intussen flink beladen auto’s. Maar ook een sluis tussen het Boechout van de oude landhuizen en het jonge Boechout van de scholen en de jeugdbeweging.  

Zo'n leuke jeugd heeft de patroonheilige niet gehad.

Achteraan zie je het lokaal van de gidsen. Zij hebben Maria Goretti als patroonheilige.

De Italiaanse  Maria Goretti is heilig verklaard nadat ze werd aangerand en vermoord. Maar toch wonen moeder én de moordenaar samen als getuigen die heiligverklaring bij.

Je bent nu hier.

Steek de parkeerplaats diagonaal naar rechts over naar het tweede deel van de Bistweg. Daardoor kom je op het Jef Van Hoofplein uit bij het lange rode bibliotheekgebouw . Ga even naar links en steek rechts langs de bibliotheek over naar het Wiebelplein (genoemd naar een eivormig figuurtje van de Boechoutse jeugddienst). Je ziet al de molen staan, wandel daarheen.

Een toestel voor windenergie dat ruim 200 jaar oud is.

DEN STEENEN MOLEN
Konijnenbergstraat 2

Je staat hier niet voor de hoogste, wel voor de grootste molen in omvang van België en Nederland.

Samen met de kap reikt de molenromp tot 23 meter. Reken de wieken op hun hoogste punt erbij en je komt op 33 meter. Op 7 meter hoogte zie je de stelling. Vanaf die rondom lopende reling wordt de kap met de wieken in de wind gedraaid. Daarom spreken we ook over stellingmolen. De molenromp heeft onderaan anderhalve meter dikke muren, aan de top blijft daar nog maar 40 cm van over. Deze windmolen maalt koren, vroeger werd er ook olie mee geperst uit zaden, spraken we ook over een smoutmolen.

Liefst zeven vrijetijdsmolenaars houden Den Steenen Molen vandaag draaiend. Ze laten elke zondag tussen 13 en 17 uur bezoek toe. Reken niet op een lift. Het wordt klimmen langs smalle trappen: stapelzolder voor volle graanzakken; meelzolder voor het vullen van de zakken; steenzolder waar twee koppels molenstenen malen; luizolder waar het hijsmechanisme voor de zakken zit; pfff!  Op verdieping 5 de kapzolder voor onderhoud.

Een geschiedenis vol gewiek(s)te lieden

Als Jan Frans Dielens in 1782 de aanvraag doet om hier een stenen molen te bouwen, komt daar meteen verzet tegen van Frans Palms, molenaar van de houten Berderenmolen waar vandaag Vandeputte Safety Experts is. Frans wil geen concurrentie. Toch krijgt Dielens op 16 mei 1782 een octrooi van de Oostenrijkse keizer Jozef II, op dat moment ook heerser over onze gebieden. Dat Jan Frans advocaat bij de Souvereine Raad van Brabant is, zal zeker geholpen hebben. Maar het was vooral een centenkwestie, zijn molen is privébezit en hij moet belastingen betalen. De Berderenmolen, afhankelijk van de Gentse Sint-Baafsabdij, is daarvan vrijgesteld.

Na Dielens dood volgt zijn vrouw hem op als eigenares. Zij hertrouwt meteen met Jan Peeters om zo weer een molenaar te hebben. Wisselen van eigenaar en hertrouwen gebeurt nog vaker, maar in 1817 erven Jan Corluy en Elsa Palms deze molen. En Elsa is een dochter van die Frans Palms van de Berderenmolen, waardoor de twee molens in handen komen van dezelfde familie.

Via de familie Corluy raakt deze molen in bezit van de familie Voets. De oliemolen is dan al eind 19de eeuw uitgebroken. Bovendien brengt een V2 in het oorlogsjaar 1944 grote schade toe aan de molen. Daarom wordt in 1945 overgeschakeld op een mechanische maalderij, aangedreven door een 4-cilinder Listermotor van het Engelse leger. Die is ondergebracht in een bijgebouw.

Hoewel de molen in de jaren 1964-’65 nog hersteld wordt, valt de activiteit in 1975 helemaal stil. En als bij een storm op 8 mei 1981 een van de wieken knakt, zou dat het einde van De Steenen Molen hebben betekend. Maar dat was buiten Lode Van den Brande gerekend. Deze neef van Marcel Voets koopt in 1998 de molen en vat de heropbouw aan, die in 2003 succesvol wordt afgerond.

Laurent, de choco-prins

Volledig gerestaureerd is de molen op 18 september 2004 met enig feestvertoon opnieuw in gebruik genomen in aanwezigheid van prins Laurent. Hij kreeg vanuit het publiek een pak Choco Prince koeken, die hij onmiddellijk aan omstaande kinderen begon uit te delen.

Even verderop aan de Groene Stap zie je een wijngaard van het Wijndomein Oud Conynsberg.

WIJNDOMEIN OUD CONYNSBERG
Konijnenbergstraat 2

In 2011 krijgen acht vrienden een dwaas idee: het zelf aanleggen van een wijngaard in Boechout. Maar dat idee wordt doorgezet als een echt plan, er worden cursussen gevolgd door De tafel van 8, zoals ze zich noemen en de eerste ranken worden in april 2014 aangeplant op een proefwijngaard van een halve hectare aan de Groene Stap nabij de Steenen Molen. Er wordt geëxperimenteerd met druivenrassen en snoeivormen en tot ieders verrassing wordt het een succes. Niet helemaal onverwacht, in de 16de eeuw waren er ook al wijnranken in Boechout.

Intussen telt het wijndomein al vier wijngaarden, verspreid over de gemeente, waarbij elke nieuwe wijngaard weer groter dan de voorgaande wordt. Dankzij een team van tientallen vrijwilligers lukt het onderhoud van de wijngaarden, het plukken van de druiven en het organiseren van wijnfeesten.

Naast de proefwijngaard zijn er nu wijngaarden in de nabije Melkkuip bij de Boshoek / Melkkuipstraat (1,3 ha. pinot noir druif), aan de kruising Millegemweg / Eekstraat in deelgemeente Vremde (1,5 ha. auxerrois druif) en op het Mussenhoeveveld aan de Mussenhoevelaan / Spokenhofstraat (5 ha. muscatdruif en pinot blanc). De gekozen druivenrassen zijn aangepast aan de grondsoort van de gaarden. Je kan het resultaat proeven in het lokaal van het domein.

Keer bij de wijngaard en de molen om en ga terug via de Konjinenbergstraat naar het Jef Van Hoofplein.

Wie er nog 2 x 170 m extra wandelafstand voor over heeft, kan nog even een blik gaan werpen op de kasteelpoort van het Hof van Boechout, waar nog altijd de familie Moretus de Boechout woont. Daarom is het domein niet toegankelijk.

Wandel dan het deel van de Konijnenbergstraat uit dat haaks op de molen staat en je komt uit bij een Heilige Hartkapel aan de Holleweg, een beukendreef.  

Anders ga je van aan de molen naar het Jef Van Hoofplein.

Een ketting, een poort met schietgaten en een gracht om ongewenst bezoek op afstand te houden. Misschien ook nog een hond?

HEILIG HARTKAPEL
Kasteeldreef

In 1919 richt de familie Moretus, bewoners van het kasteel, deze kapel op als dank voor de bescherming van zowel het dorp als hun eigen domein tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Boechout lag dan wel niet in de Westhoek, waar de loopgravenoorlog in alle hevigheid woedde, maar aan het begin van die oorlog was er wel van 2 tot 9 oktober 1914 de Slag aan de Nete geweest, waarbij het centrum van de nabije stad Lier grote schade had opgelopen.
En om de overgave van Antwerpen af te dwingen, kreeg die stad vanaf de nacht van 7 oktober 1914 een Duits bombardement te verduren. Op 10 oktober tekende het stadsbestuur die overgave.

‘Cor Jesu Te Laudamus’ lees je bovenaan deze kapel: ‘Hart van Jezus, wij loven u’. Onderaan zie je de initialen van de familie Moretus van Boechout.

Vanuit de beukendreef, leidt een lindendreef recht voor je naar het poortgebouw van het kasteel. (Maar jammer genoeg mag je daar niet heen wandelen.)

Achteraan kunnen ze via trappen de gracht in zwemmen.

HOF VAN BOECHOUT
Kasteeldreef 5

Vanaf 1662 tot de Franse bezetting eind 18de eeuw verblijven de heren van Boechout in dit kasteel. Zij bezitten niet enkel het kasteeldomein, maar heel het dorp is van hen als ‘heerlijkheid’. Vandaag denken we bij dat woord niet langer aan heersen.

Het kasteel zoals het er nu staat is tussen 1805 en 1810 in laat-classicistische stijl verbouwd door Louis van Colen. Hij is eigenaar van het domein, maar niet langer heer van het dorp.

In de loop van die 19de eeuw komt de Antwerpse familie Moretus zich hier vestigen. Afstammelingen van de beroemde Antwerpse drukker Plantijn, via diens schoonzoon Jan Moerentorfs, in het Latijn ‘Moretus’.

Graaf Oswald Moretus-Plantin laat architect Adriaan Blomme in 1937 het kasteel verbouwen zoals het er in de 17de eeuw uitzag. Vandaag wonen hier nog steeds afstammelingen van deze familie.

Wil je meer weten over de kasteelheren? Klik op Hof van Boechout.

Wist je dat de Franse koning Lodewijk XV dit kasteel ooit bezocht? Van 19 tot 31 mei 1746 logeerde hij hier bij Karel Jozef II van Colen. In een oorlog tussen Frankrijk en Oostenrijk over de troonsopvolging van de Oostenrijkse keizer Karel VI rukt het Franse leger op naar Antwerpen, dan onder Oostenrijks bestuur. Op 4 juni houdt Lodewijk zijn intocht in de veroverde stad.

Keer nu op je stappen terug via de Konijnenbergstraat naar het Jef Van Hoofplein.

Sla bij het Jef van Hoofplein meteen linksaf en blijf aan de linkerkant wandelen. In een perkje zie je nu een monumentje.

Druk bezocht was dit plein een halve eeuw geleden niet.

HIGH FIVE
Jef Van Hoofplein / Wiebelplein

Twee opgeheven handen, de ene van een vrouw, de andere mannelijk, de ene jong, de andere oud. Ze geven elkaar een ‘high five’ voor hun inzet als vrijwilliger, want in 2019 is de prijs voor Culturele Verdienste van de gemeente Boechout naar alle Boechoutse vrijwilligers gegaan. Voor hen heeft Boechoutenaar Bart De Coninck, aka Bartholomeus DC, dit kunstwerk gemaakt.
Ook het platte voetstuk is apart, kunsthars met knikkers! Bart ziet dat als symbool voor het optimisme van de vrijwilligers. En wij maar denken dat het hen juist niet om de knikkers te doen is … 

Links zie je de Dienst Vrije Tijd van Boechout, waar je terecht kan voor o.a. fietsroutes door Boechout en omgeving en andere info-folders. Openingsuren: ma. 13-16u. en 18-20u., di.wo. 13-16u., do.vr. 9-12u. Jammer genoeg tijdens het weekend gesloten.

Blijf links langs de bibliotheek wandelen, onder de luifel door.

GEMEENTELIJKE BIBLIOTHEEK
Jef Van Hoofplein 20

Ooit stond hier een totaal ander gebouw. Het gemeentehuis van Boechout in neogotiek, een typisch 19de-eeuwse bouwstijl. Maar de Slag bij de Nete tijdens WO I maakt daar een neogotische ruïne van.

Het duurt tot de jaren 1990 voor er een nieuwe invulling van het plein komt. Er was net een nieuwe bibliotheek nodig, dus wordt er in 1997 een wedstrijd uitgeschreven voor een ontwerp. Abdelmarjid Boulaioun wint en deze Brusselse architect  kiest voor een doorzichtig middenstuk. Daardoor heeft deze bibliotheek geen echte voor- en achterkant, maar toont langs alle zijden een boeiend gevelbeeld.

De bibliotheek doet mee aan wat dan trendy is: gevels gevoegd in dezelfde kleur als de steen waaruit ze opgebouwd zijn. Zo zie je een egaal rood vlak.

De hoge luifel vormt de poort waardoor je vanuit de dorpskern naar het groen gaat, richting Vredeborg. Dat is het kasteel van de familie Moretus de Bouchout, verderop verborgen op een terrein dat niet toegankelijk is voor pottenkijkers.

Voor we verder gaan, staan we nog even stil bij het grote reliëf dat je rechts voor je ziet.

De man naar wie dit plein genoemd is.

JEF VAN HOOF MONUMENT
Jef Van Hoofplein

Drie trompetten, twee violen, dwarsfluit, Engelse hoorn, harp … wat zou Jef Van Hoof voor iemand zijn geweest, denk je? Inderdaad, componist – nu nog even zoeken naar de altviool, basviool, cello, baspijp, keteltrom, klavier, cimbalen en je hebt het hele orkest compleet binnen dit basreliëf.

Een Vlaming en zijn Vlaamse Zaak

Op 8 mei 1886 wordt Jef in Antwerpen geboren. Een kereltje waar muziek in zit, zo blijkt tijdens zijn studie aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium in zijn geboortestad. Van Hoof leeft in een tijd waarin Vlaanderen zijn zonen niet uitstuurt, maar thuis houdt. Want ze zijn nodig om de schouders te zetten onder de verheffing van het Vlaamse volk – en dat is geen lichtgewicht.

Jef leent zijn talent voor de Vlaamse zaak, componeert werken met titels als ‘Groeninge’, zet een vrome ‘Psalm’ van Alfred Rodenbach op muziek, richt in 1933 mee de Vlaamse Zangfeesten op.

Hij brengt het in 1942 – onder Duitse bezetting, dat wel – tot directeur van het Antwerps Conservatorium, daarna wordt hij leraar een de Mechelse Beiaardschool (dat komt ervan …), zodat op het reliëf ook een beiaard is afgebeeld. Missen – zoek het orgel – , kamermuziek, opera’s, symfonische werken, ouvertures, Jefs scala beslaat een breed spectrum.

Zijn laatste levensjaren brengt Jef Van Hoof door op wat in Boechout bekend staat als het Spokenhof, een omgrachte woning aan de Borsbeeksesteenweg. De Boechoutse cineast Gust Geens bezocht hem daar ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag. Wat hij met zijn camera vastlegde zie je in dit You-tube-filmpje van 2 minuten.
Drie jaar later, bij zijn dood op 24 april 1959 is hij een Grote Meneer, die een passende laatste plek krijgt op het Schoonselhof, de begraafplaats met ereperken in het Antwerpse district Wilrijk.

Albert Poels kende de componist al van vóór hij diens werk uitbeeldde.

Op dit naar Jef genoemde plein is in 1960 dit monument opgericht, nadien geïntegreerd in de bibliotheek. Boechoutse architect Armand Segers kwam met het idee, Albert Poels realiseert het in verzonken reliëf. Je ziet waarmee een componist werkt: instrumenten, muzikantenhanden, koorstemmen. En dan is daar ineens dat afgehakte hoofd … Straf voor een valse noot? Nee, het is het hoofd van Medusa, afgehakt door Perseus in Jefs Perseusouverture. Drie Vlaamse krijgers met boven hun hoofd een blauwvoet (vogel) staan voor Jefs Vlaamse Zaak en de steigerende paarden verbeelden de tegenwerking die hij moest overwinnen. Bovenaan een Madonna met Kind en Sint-Cecilia als patrones van de muziek, die op haar citer een ‘la’ aangeeft. Van lalala?

Maar er is nog een tweede eerbetoon, waarvoor je flink moet bukken, want het is echt héél klein in vergelijking met het reliëf. Rechts onder zie je een bronzen medaillon waarvoor de ene kunstenaar (George van Raemdonck) het profiel van de andere heeft geboetseerd en achteraf beschilderd.
Om te vermijden dat je tussen de planten moet gaan staan, hier de tekst: ‘Aan de strijdende zanger van Vlaanderen, die zijn volk in schoonheid hartstochtelijk diende. Daar is maar één Vlaanderen, Groeninge’.  Zo ken je de man en zijn werk in één, lange, adem.

Goed kijken hoe hij eruit ziet...

Wandel met ons mee, diagonaal links het plein over, naar de oversteekplaats aan de Hovesesteenweg. Maar wacht met oversteken, kijk eerst naar de overzijde. Van links naar rechts: een hoog oprijzend rood bakstenen gebouw, daarop aansluitend een lager gedeelte en daaraan weer een hoger huis aan het Sint-Baafsplein.
In 1884 zag het er hier enigszins anders uit, een langer verhaal waard.  

Schoolgebouw met Kunstkring
Provinciaal architect Ferdinand Berckmans legt hier in 1848 de eerste steen van een gemeentelijke lagere school aan de wech naer Hove,  nog een onverhard pad.
Charles Moretus heeft daarvoor grond geschonken en meteen bepaald dat er ook een eerste Boechouts gemeentehuis op moet komen. Dat lukt pas wat later, in 1852, als verlenging van het lage schoolgebouw richting plein. En het rode gebouw helemaal links wordt dan gebruikt als gevangenis.
Officieel gemengd, is die eerste school vooral een jongensschool. De meisjes gaan naar de zusters Annuciaten even verderop aan het Sint-Bavoplein.

Als in 1903 aan de overzijde – waar je dus nu staat – een nieuwe school in gebruik wordt genomen aan de sinds 1877 gekasseide Hovesesteenweg, komt de oude gemeenteschool leeg te staan. Dat ziet Flor Van Reeth, pas afgestudeerd architect, die in 1904 in Boechout komt wonen. Hij wil daar graag samen met graveur Maarten Van der Loo en beeldhouwer Floris Cuypers een tentoonstelling houden van 25 september tot 1 oktober 1905, maar Het gemeentebestuur weigert toestemming.

De redding zal komen van de Borgerhoutse notaris Alfred De Wilde, die eind 1905 het oude schoolgebouw koopt. Van hem krijgt de 23-jarige Van Reeth krijgt de opdracht voor een ingrijpende verbouwing tot café met feestzaal, een van zijn eerste projecten. Het café gaat ‘Vlaamsch Koffiehuis’ heten, de zaal ‘De Teniersvrienden’. Die laatste naam is geïnspireerd op schilder David Teniers de Jonge. Die krijgt op 6 juli 1663 van koning Filips IV een octrooi voor het oprichten van een kunstacademie in Antwerpen.

Nu kan er geëxposeerd worden in juni 1907, meteen aanleiding tot de oprichting van Kunstkring Streven. Ze zijn met zes: beeldhouwer Floris De Cuyper, kunstschilder Edward Daems en Louis Van Aken, kunstglazenier Eugeen Yoors, graveur Maarten Van der Loo en architect Flor Van Reeth. Een kunstminnende caféhouder dient zich aan, Jan Zwysen huurt op 23 augustus 1907 de horecazaak.

Tijd om over te steken en door te wandelen naar het Sint-Bavoplein om de gevel van dat café te bekijken.

Het interieur is beter bewaard dan het geklasseerd gebouw.

Van Vlaamsch Koffiehuis naar snookercafé Falco.
Sint-Bavoplein 16.
Je ziet dat dit een aparte gevel is, vooral de erker met geglazuurde tegels laat sporen na van de Engelse Arts and Crafts-beweging, die streeft naar herwaardering van oude ambachtstechnieken.

Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog stapt Paul Van Ostaijen binnen, puber van 17, wonend bij pa en ma in Villa Jeanne in Hove. Daar vloeit ‘Marc groet ’s morgens de dingen’ uit zijn pen. De oorlog betekent ook het einde van Kunstkring Streven en als ook de eigenaar van het gebouw sterft, verkoopt op 8 april 1920 Julia De Wilde café en zaal aan Peter Somers.

Peter heeft café-ervarting te over als eigenaar van ‘Het Hoefijzer’ op enkele stappen van het ‘Vlaamsch Koffiehuis’. Na WO II verandert de naam in ‘De Valk’, maar begin jaren 1970 gaan de deuren voor ruim tien jaar toe. Dat doet geen goed aan het gebouw. Sinds 6 april 1985 tapt Luc Somers – geen familie van Peter – hier de pinten onder de meer trendy naam ‘Falco’. Hoewel sinds 1 december 2000 beschermd, lijkt het gebouw stilaan zijn zwanenzang te naderen, al weet je met snooker natuurlijk nooit hoe een balletje kan rollen.

Je staat intussen op het Sint-Bavoplein en daar valt meer te beleven.

Voor en na de soep: Gezondheid! zowel vroeger als nu.

MEESTERWONING TUTS
Sint-Bavoplein 17

In 1849 wijkt de Kerkhofhoeve voor dit klassieke herenhuis, gebouwd in opdracht van Charles Moretus. Drie rechthoekige dakvensters, bekroond door een driehoek – fronton geheten – en twee ovale dakramen ofwel oeils-de-boeuf  in fraai Frans, ossenogen. Daar hoeft niets aan toegevoegd … of toch wel, in 1881 komt er rechts het lagere koetshuis bij.

In 1906 begint de Keerbergse huisarts Theo Tuts zijn praktijk in Boechout. Hij koopt meteen deze ‘meesterwoning’ met koetshuis, want die hoort bij zo’n heer van stand, die er keukenpersoneel op nahoudt en vanaf 1937 zijn patiënten bezoekt per Chrysler Cabrio mét chauffeur.

De erfgenamen van Tuts’ zoon Maurice verkopen in 1956 huis en omliggende terreinen aan de California,  bekend van de soepen. In het huis komen de kantoren, maar de prachtige tuin met serres tussen woning en koetshuis wordt ingeruild voor een groot magazijn, waar de Nederlandse firma voorraden opslaat, want België moet veroverd worden.

Wanneer California vertrekt, koopt de familie Reynders – van de Boechoutse etikettendrukkerij – het leegstaand eigendom om er activiteiten te organiseren. Daar wordt werk van gemaakt in 2001 met de renovatie van het magazijn tot

THEATER VOORUIT
Een intiatief van acteur Karel Vingerhoets en Nele Verbist. Wanneer Karel in 2003 problemen met zijn gezondheid krijgt, moet het project helaas worden stilgelegd. In 2008 neemt het Boechoutse gemeentebestuur de zaal over.

Welke Vooruit?
De naam ‘Vooruit’ heeft ooit tot hilarische verwarring geleid. Zanger Roland Van Campenhout zou komen optreden. Toen hij niet verscheen leerde een telefoontje dat hij bij de Gentse Vooruit stond.

COSMO
In de oude dokterswoning huist sinds 2003  een restaurant met Italiaanse flair, hier geïnstalleerd door Vinko Pepa.

Kapitein Zeppos als politiek vluchteling
 Vinko Pepa kwam met zijn ouders in 1966 naar Antwerpen als een van de eerste Italiaanse politieke vluchtelingen aldaar. Maar Vinko groeit op in Mortsel, waar hij als scholier fuiven organiseert en met het horecavirus wordt besmet.

Na twee mislukte pogingen lukt het met K(apitein) Zeppos aan het Mechelse Plein in Antwerpen. Daarna verspreidt het succes zich over een groot aantal zaken, maar vandaag is dat imperium weer wat gekrompen met als bekendste namen Gustav in de Antwerpse opera, Pastis in Mortsel en hier dus Cosmo.

KALIFORNIA
In het vroegere koetshuis wordt de soepnaam uit de vergetelheid gered. 

O California !
In de late zomer van 2008 ontstaat er ophef wanneer Bart Peeters op zijn cd ‘De Hemel in het Klad’ in het nummer ‘O California’ zingt: “De dames staan in volle bloei. En gasten dat je denkt oei-oei. Die denken ik ben cool dus ik besta. In California, California, A-a-a-ah.” Eigenlijk gaat het nummer over de Amerikaanse namen van Boechoutse cafés, maar bij de bezoekers van Kalifornia valt de tekst niet in goede aarde. Na een ‘sorry’ van Bart, komt het toch weer goed, want op hem kan geen mens kwaad blijven.

O ja, we hadden je cafés beloofd, nietwaar?

Een pauze voor je het vervolg van onze route aanvat ?

Wil je ook het tweede deel van de wandelroute mee volgen, klik dan hier
Wil je terug naar het station, wandel dan door de Van Colenstraat tot aan de Heuvelstraat en daar naar rechts tot aan de overweg.