Dendermonde

 

ROUTE IN VOORBEREIDING

Wandelroute DENDERMONDE

De groene vlakken wijzen je de weg.

In de blauwe vakken staat wat je ziet.

Eerst even rondkijken op het Statieplein.

STATIEPLEIN
Het is hier druk op 2 januari 1837, koning Leopold I is in hoogsteigen persoon aanwezig. Om 3 uur ‘s middags stoomt ‘Le Bayard’ vanuit Mechelen binnen onder het gedaver van vijftien saluutschoten als eerste trein op de nieuwe lijn Mechelen-Dendermonde-Gent. Nog twee treinen afgeladen met gasten zullen het stoomros ‘Beiaard’ volgen.

Met je gezicht naar het station zie je links een viaduct het spoor overbruggen. In 1837 is daar nog een gewone overweg met vlabij een eerste eenvoudig houten stationnetje en een kleine goederenloods. Aan de overzijde, op het grondgebied van de nog zelfstandige gemeente Sint-Gillis, staat een lokomotievenloods.

In 1837 kan er geen sprake van zijn, dat een trein diep in de stad doordringt, hij blijft aan de buitenkant. Zoals de meeste andere steden, is Dendermonde omgeven met versterkte dijken, waarvoor aan de veldzijde brede grachten liggen. Doorbreken van de wallengordel betekent een bres in de verdediging.

Daarnaast is ook de grond buiten de stad een stuk goedkoper en hoeft er niet veel gesloopt te worden, waardoor het aanleggen van een spoorlijn snel opschiet.

STATIONSGEBOUW
Statieplein
In 1849 krijgt Dendermonde zijn eerste echte station van baksteen, waarschijnlijk ontworpen door Auguste Payen, die voor de staatsspoorwegen heel wat stations heeft gerealiseerd.  Links bij het parkeerterrein staat dat station nog, ooit wit bepleisterd, maar die bekleding is er in 1928 vanaf gehaald. Het is dan geen reizigersstation meer, maar een woning voor de stationschef en zijn gezin – dat zie je aan de voordeur – en als magazijn of kantoor voor spoorwegdiensten.

Particuliere ondernemingen zorgen voor snelle uitbreiding van het aantal spoorverbindingen: 1877 Sint-Niklaas via Hamme, 1881 Brussel via Asse en Antwerpen via Boom. Die uitbreiding vraagt om een groter station, dat er in 1881 komt. Maar … opnieuw van hout, hoewel er al eerder in steen is gebouwd.

Uit 1791, van voor het bestaan van België als staat, dateert een decreet, dat oprichting van stenen gebouwen in een straal van 380 meter rond stadsvesten verbiedt. Want daarin kan een vijand zich verschansen, terwijl een houten gebouw snel gesloopt of in brand gestoken is. Als men in 1849 een stenen station bouwt, is men er echter nogal gerust in, dat er weinig vijanden te vrezen zijn.

 Dat verandert als 22 en 24 februari 1848 in Parijs een volksrevolutie uitbreekt, die koning Louis-Philippe naar Engeland doet vluchten. Op 10 december 1848 wordt Louis Napoleon, neef van Napoleon Bonaparte, president van de nieuwe republiek Frankrijk. Enkele jaren later laat hij zich via een staatsgreep tot keizer Napoleon III kronen. Nu begint België zich zorgen te maken. Van de Grote Mogendheden moet dit land neutraal blijven en daarom moeten we ons grondgebied zelf zien te verdedigen. Dendermonde behoort tot de acht versterkte steden, die als steunpunt moeten dienen voor de Vesting Antwerpen. Vanaf dat moment mag er opnieuw niet meer in steen worden gebouwd, zodat het nieuwe station een prachtig houten gebouw wordt.

Het zal pas in mei 1940 verdwijnen, nog wel door toedoen van de stationschef zelf. Die denkt oprukkende Duitsers aan het begin van de Tweede Wereldoorlog een hak te zetten door het station in brand te steken. Veel hinder hebben die daar niet van ondervonden.

HUIDIGE STATION
Nog even een blik op het huidige station. Daaraan is nog tijdens de Tweede Wereldoorlog begonnen, kort na het afbranden van de houten voorganger. Het architectenduo Josse en Maurice Kriekinge krijgt opdracht een nieuw gebouw uit te tekenen en ze kiezen voor een stijl die twijfelt tussen Nieuwe Zakelijkheid en Modernisme.  Het wordt een langgerekt gebouw in gele baksteen, waar toch een duidelijk verschil bij valt op te merken met de stenen voorganger uit 1849. Dit is niet langer een soort woonhuis met aanbouwen, maar een functioneel bouwwerk dat eerder aanleunt bij industriële complexen. De seinpost helemaal links is een latere toevoeging, een soort verkeerstoren voor treinen.

Wie ooit per trein Brugge heeft bezocht, zal enige gelijkenis ontdekken met het station aldaar. Dat hebben dezelfde architecten even eerder ontworpen.

En nu op weg: verlaat het Statieplein via de Stationsstraat, die rechts van het plein weg loopt als je met je rug naar het spoor staat. Ga rechts ter hoogte van de speeltuin tussen de hagen door het Stadspark in en wandel via de paden richting stad, zodat je aan een monument komt.

ROS BEIAARD
Stadspark

Als de Dendermondse afdeling van de Vlaamse Toeristen Bond in 1959 haar 35-jarig bestaan viert, besluit de VTB-moederorganisatie om aan de stad Dendermonde een beeld te schenken. Er wordt aan enkele beeldhouwers uit de streek gevraagd om een maquette in te zenden en bij deze inzenders is ook de uit Aalst afkomstige Marc De Bruyn. Zijn ontwerp van een twee meter hoog Ros Beiaard, dat uit het water opspringt naar de vrijheid en het herwonnen leven, haalt het van onder meer de Dendermondse beeldhouwer Jos De Decker.

Het Dendermondse schepencollege zit evenwel met die keuze verveeld. Er is namelijk een historische vete tussen de inwoners van Dendermonde en die van Aalst, juist rond dat Ros Beiaard. “’t Ros Beyaert doet syn ronde / In de stad van Dendermonde / Die van Aalst die syn zoo quaet / Omdat hier ‘t Ros Beyaert gaet”, zo pochen de Dendermondenaren over hun tienjaarlijkse Ros Beiaard-ommegang en ze noemen hun stad dan ook graag de Ros Beiaardstad. Aalst laat als reactie daarop in zijn carnavalsstoet als spot met de Dendermondenaren een Ros Balatum opdraven. En laat het nu net Marc De Bruyn zijn, die dat Aalsterse carnavalspaard heeft ontworpen! Daarom vraagt het Dendermondse stadsbestuur aan Marc om vrijwillig van deelname aan de wedstrijd af te zien. Marc houdt zich echter van de domme en krijgt uiteindelijk toch de opdracht voor dit beeld, dat op zondag 19 april 1959 hier onthuld is.

Het ros uit witte Franse hardsteen heeft echter niet de vier heemskinderen uit het gelijknamige middeleeuwse verhaal op zijn rug, maar ze staan kleintjes onder de krachtige voorpoten. De Bruyn heeft ervoor gekozen om Beiaard na diens verdrinking in de Dender weer te laten oprijzen, daarmee herinnerend aan de vele verwoestingen die Dendermonde zelf ondergaan heeft in zijn geschiedenis en die het ook telkens weer te boven is gekomen in een herwonnen vrijheid.

Het valt wel op, dat dit standbeeld wat weggemoffeld is tussen het groen, op een plek waar weinig volk langs komt.

Wandel nog even door dit park tot aan het eind van de Stationsstraat, die op een drukke rotonde uitkomt. In het midden zie je opnieuw het

ROS BEIAARD
Rotonde Leopold II-laan/Brusselsestraat
Blijkbaar gunden de Dendermondenaren Marc De Bruyn niet echt alle eer en dus komt er in 1995 deze bronzen versie van het Ros Beiaard, ditmaal van Jan Demarets. Het initiatief gaat uit van Ronde Tafel 57, een serviceclub die nogal wat winst heeft gemaakt met een boek over ‘De Dendermondse Schildersschool’ en met dat geld iets leuks voor de stad wil doen. Het 3,50 m hoge bronzen paard is geen lichtgewicht, 1500 kg schoon aan de haak. De witte sokkel van Balegemse zandsteen moet je zien als een offertafel en wie goed kijkt, ontdekt in de opengewerkte buik van het paard een kikker. Die kwaakt hier sinds zondag 17 december 1995 vanaf 18 uur.

De heemskinderen zitten op de paardenrug als gebronsde kerels. Het volledige verhaal krijg je straks, nu vertellen we alleen dat om de 10 jaar in Dendermonde een Ros Beiaardommegang uitgaat waarin een evocatie wordt gegeven van episodes uit de lokale geschiedenis en het Vier Heemskinderen-verhaal. Met als sluitstuk van de stoet een aantal historische groepen, legendarische ommegangdieren als de Walvis en de Knaptanden, de drie Dendermondse reuzen Goliath, Mars en Indiaan en uiteindelijk het reusachtige Ros Beiaard. Dat 4,85 m hoge paard weegt maar liefst achthonderd kilo en wordt gedragen door twaalf ‘pijnders’, zoals in de middeleeuwen de havenarbeiders die de schepen losten werden genoemd.

Uiteraard zitten er vier kinderen op Beiaard, maar bijzonder daaraan is, dat het vier broers moeten zijn, geboren uit dezelfde Dendermondse ouders en zonder dat er een meisje tussen die opeenvolgende geboorten zit. Steeds is het dan ook een spannend gebeuren, welk viertal wordt uitverkoren. Bij een vierde zwangerschap als er reeds drie jongens zijn geboren, wordt dan ook telkens de gedachte aan een heemskinderenkwartet alvast naar voren gebracht door de omgeving van het echtpaar.

Steek de Sint-Gillislaan over en wandel de brede Leopold II-laan op. Vrij spoedig zie je aan je rechterhand de

BRUSSELSE POORT
Leopold II-laan

Dit is een overblijfsel uit 1822 van de Hollandse versterkingen, die na de val van Napoleon bij Waterloo in 1815 werden aangelegd. Die zijn na 1830 – het ontstaan van België – de hele 19de eeuw intact gebleven en vormden daardoor, zoals ook bij andere vestingsteden, een fikse hinderpaal om uit te groeien tot een modern Dendermonde. Pas in 1906 mogen ze van het Ministerie van Oorlog worden gesloopt. Dat gebeurt dan ook met de Gentse Poort, maar deze Brusselse Poort en wat verderop de Mechelse Poort blijven behouden. Dat kan, omdat hier ‘doorsteken’ worden aangelegd, die van buiten Dendermonde komende wegen rechtstreeks laten aansluiten op straten binnen de stad.

Stel je het even voor: de brug achter deze binnenpoort loopt over een stuk vestinggracht, waardoor je op een eilandje in het water – een zogeheten ravelijn – komt, dat stevig ommuurd is. Je maakt daar een 90°-bocht naar rechts, om via een tweede poort en de daarachter liggende brug over het vestwater aan te sluiten op de Brusselse Steenweg buiten de stad. Legers konden zo nooit rechtstreeks zo’n stadspoort aanvallen of beschieten vanaf de hoofdweg. Om het allemaal nog wat moeilijker te maken, kan van de toen nog houten bruggen het gedeelte dat direct aansluit op de poorten worden opgehaald, dat waren valbruggen. De metalen rails aan weerszijden aan de binnenzijde van deze Brusselse Poort en de daarbij behorende katrollen, zijn onderdelen van het ophaalmechanisme. Zo’n valbrug hing langs de buitenzijde aan kettingen, die over wielen door de poortmuren heen lopen. Om bij het neerlaten de brug tegen te houden zonder daarvoor tien sterke mannen nodig te hebben, worden tegengewichten gebruikt. Dat helpt vooral wanneer een stevige wind vat op zo’n brugdek heeft. Dan wordt immers een snelle actie erg moeilijk, terwijl dat juist in noodsituaties van belang is. Maar zelfs met contragewichten blijft het moeilijk om zo’n zware valbrug geleidelijk te laten zakken, want eenmaal in beweging, versnelt zo’n brug spontaan. Daarom is hier een speciaal systeem toegepast. De rails waarover het tegengewicht loopt volgen een nauwkeurig berekend gebogen traject, waardoor er op elk moment een evenwicht is tussen het gewicht van de brug en het contragewicht aan deze kant. Zo kan zo’n valbrug in elke stand worden stilgezet zonder extra kracht en ook heel geleidelijk en met geringe inspanning worden neergelaten. Het is een uitvinding uit 1734, die hier is toegepast en waar nog weinig voorbeelden van bestaan. Het hele systeem was destijds wel in aparte bijgebouwtjes geïnstalleerd, waardoor de poortdoorgang aan de stadszijde even smal was, als de brug over de gracht.

De poort zelf verschilt flink van de middeleeuwse constructies. Die hadden zware torens opzij en vaak een spits toelopende doorgang. Soms waren de torens uitgerust met kantelen, zoals we dat nog kunnen zien bij de Brusselse poort in Mechelen. Deze poort is echter neoklassiek, de bouwstijl die in de 19de eeuw voor overheidsgebouwen gebruikelijk is. Vrij rechttoe-rechtaan, zonder teveel franjes, alleen wat randen en hoekblokken als versiering.

Wat je niet ziet is de baksteen, waaruit de poort in feite is opgebouwd. Je ziet wel de daarop gehechte witte zandsteen en blauwe hardsteen, allebei gerecupereerd van de afgebroken abdij van Affligem. Natuurlijk staat deze poort aanvankelijk niet zo eenzaam opgesteld, maar sluit links en rechts aan op een aarden vestingwal. De poort werd bewaakt en die wachters hadden een wachtlokaal, maar dat is bij de aanleg van de Leopold II-laan in de jaren 1930 verdwenen. De oorspronkelijke houten brug is een decennium later door een stenen vervangen.

Tussen 30 april 2001 en 4 februari 2003 heeft de Wilrijkse firma n.v. Verstraete en Vanhecke deze poort gerestaureerd naar een ontwerp van architectenbureau Van Severen.

Wandel even over de brug naar de andere zijde van het water, dan zie je voor je een bomvrij kruitmagazijn.

Loop eromheen en je ziet dat het verscholen ligt onder een aarden heuvel. Die diende om inslaande mortieren af te remmen, zodat de opslagplaats niet geraakt werd, anders waren de gevolgen natuurlijk niet te overzien. Om in 1933-’34 het viaduct over de spoorlijnen aan te leggen, is een deel van het ravelijn opgeofferd, samen met de buitenpoort. Van de buitenbrug resteren nog enkele arduinen pijlers, die hier in een pergola zijn verwerkt.

In 1940-’41 is op het resterende gedeelte van het ravelijn het nogal kleine stadspark aangelegd, dat langs twee zijden door water is omgeven. Aan de buitenzijde van de zeer brede grachten loopt de Kalendijk, een naam die thans behoorlijk misplaatst lijkt, want er staan huizen langs en hij is flink bebost. Maar dat was uiteraard niet zo in de 19de eeuw. Vestingwallen waren inderdaad kaal, de vijand moest geen kans krijgen om ongemerkt zo’n wal te beklimmen of zich verdekt te kunnen opstellen.

Ben je minder geïnteresseerd in industriële archeologie, dan kan je hier de route inkorten. Wandel dan vanaf de rotonde rechtuit de Brusselsestraat in en volg die tot het einde, waardoor je op de Vlasmarkt uitkomt. Daar kan je opnieuw aansluiten op onze route.▼

De hoofdroute gaat verder langs de Leopold II-laan tot je rechts aan het Jazz Centrum Vlaanderen komt. Ga links langs dat huis aan de straat naar de wallen achterin.

BASTION V
Leopold II-laan 12A.

Op 6 maart 1965 heeft Bert Heuvinck de Honky-Tonk Jazz Club opgericht. Deze Dendermondse jazzclub is een vaste waarde in het Belgische jazzcircuit, waar internationale artiesten als Ray Charles hebben opgetreden. De club is gevestigd in een kazemat, die vanaf 1829 tot 1830 als Hollands laboratorium van de artillerie heeft gediend. Het moet een van de laatste vestingwerken zijn, die het Nederlandse regime in deze stad heeft aangelegd.

Een kazemat is een bescherming voor manschappen of voorraden. In de middeleeuwen was dat een verplaatsbare beschutting, later zijn kazematten ingebouwd in vestingen, waarbij het om ruimten gaat, afgedekt met stevige bakstenen gewelven. Doordat er zoals hier een dikke laag aarde op wordt aangebracht, wordt zo’n kazemat bomvrij. Soms staat er in zo’n kazemat geschut opgesteld en dan moeten er schouwen aangebracht worden naar boven om de kruitdamp weg te krijgen, maar dat is in Dendermonde nergens het geval geweest.

In het jazzcafé aan de straatzijde wordt een overzicht gegeven van het bestaan van de Honky Tonk Jazzclub.

Ga terug naar de Leopoldlaan en wandel tot aan het zebrapad links, waar je oversteekt. Links van je staan er twee kleine huizen met daartussen een hek, die we even nader bekijken.

FABRIEKSINGANG KATOENFABRIEK L.GORUS et De BLOCK / Kt@
Leopold II-laan 11-13.

Vanaf midden 19de tot halfweg 20ste eeuw floreert in Dendermonde de textielindustrie, waarbij in een handvol grote bedrijven katoen wordt gesponnen, geweven en bedrukt. Peter De Block begint daarmee op deze plek en wanneer zijn dochter Elisa trouwt met Leo Gorus, wordt het bedrijf onder de nu wat verlengde naam rond 1880 de belangrijkste katoenfabriek van de stad.

Door de spijlen van deze poort zie je recht voor je een restant van een fabriekshal, met links nog een schoorsteen. Schuin rechts staat een villa die in bouwstijl aardig aansluit bij de huisjes links en rechts van deze poort. Die directeurswoning laat Leo in 1880 bouwen door architect Pieter Van Kerckhove, een Sint-Niklazenaar die als provinciaal architect zich een jaar eerder al heeft laten opmerken bij de bouw van de Gendarmeriekazerne, even verderop langs deze laan. De traptoren die je van hieruit goed ziet, had ooit een hoger puntdak, daarna een opengewerkte smeedijzeren top, maar is nu gescalpeerd. Monumenten verdwijnen zelden ineens, het gaat bijna ongemerkt, zodat men eraan went.

Even een hek opschuiven voor het vervolg van ons textielverhaal.   

VILLA GORUS-De BLOCK/Le CHÂLET DU BOULEVARD/TORENHOF
Leopold II-laan 15.

Het naambord spreekt over De Wolf n.v., maar ons verhaal heeft het over naar de haaien gaan. Want dat is wat er met Leo’s bedrijf gebeurt: op 14 maart 1893 is hij failliet. Een slechte gewoonte, die vaker voorkomt bij Dendermondse textielnijveraars en vooral veel ellende voor hun arbeiders inhoudt. Hun bazen gaan wat later gewoon in een andere combinatie verder, in dit geval als La Termondoise vanaf 20 maart 1894. Hier worden dekens, dweilen uit geperste katoenresten, paklinnen en zakken gemaakt.

Gorus is een overtuigd christelijk mens en dat hebben zijn arbeiders geweten: “Men zal het werk beginnen en eindigen met ten minste het teken des Kruizes, om over hetzelve den zegen Gods te bekomen”, zo begint hun arbeidsreglement in 1893. Slecht gedrag wordt bestraft met direct ontslag en ook vloeken is beslist verboden. Als we het vandaag hebben over ongewenste intimiteiten op het werk, is dat dus geen nieuw verschijnsel, want dat slecht gedrag omvat vooral ‘aanslagen tegen de zeden en onkuise gesprekken’.

La Termondoise houdt het vol tot halverwege de crisis van de jaren ’30 van de 20ste eeuw, maar gaat op 6 februari 1937 toch ten onder. Maar ook nu is er weer redding vanuit de kring der grootindustriëlen: de aanpalende textielfabriek Anciens Etablissements Philips-Glazer et Fils koopt gebouwen en materiaal op en we zijn opnieuw vertrokken. De Tweede Wereldoorlog wordt overleefd, maar in 1955 is Philips-Glazer door toenemende concurrentie uit lageloonlanden genoodzaakt af te slanken en worden de oude Termondoise-gebouwen verkocht.

De geschiedenis van Philips-Glaser is echter zo karakteristiek voor die Dendermondse familiebdrijven, dat we die nog even verder uitspinnen, om in de terminologie te blijven.

Philips-Glaser

De op 1 juli 1777 in het naburige Baasrode geboren Josse Philips trouwt op 9 september 1819 met de 22 jaar jongere Barbara Glaser en zij starten wat later met een spinnerij aan de Brusselsestraat in Dendermonde. Vooral de export van dekens naar de Verenigde Staten is zeer succesvol. Ze worden er als ‘Belgian Philips Blankets’ aan de man gebracht. Later ontdekt Josse, dat je die weefsels goed kan gebruiken als dweil, wanneer je zo’n deken in kleinere stukken snijdt. Vloeren worden makkelijker schoon en droog met zo’n dweil, dan met de oude vodden waarmee dat tot die tijd gebeurt.

Na de dood van Josse op 7 april 1871, zet zijn weduwe het bedrijf voort met haar zonen. Reeds het jaar daarop volgt een flinke uitbreiding vanuit de Brusselsestraat achterdoor naar de Leopold II-laan, waar de kantoren komen en een nieuwe hoofdingang. Er worden nu ook verpakkingszeildoek en gewatteerde bedspreien aan het productengamma toegevoegd.

De Eerste Wereldoorlog betekent de verwoesting van het bedrijf, maar de naar Engeland uitgeweken zoon Arthur koopt daar nieuwe weefgetouwen, zodat na de oorlog de productie weer snel hervat kan worden. Bij diens dood in 1928 laat hij een bedrijf achter met 6000 spillen in de spinnerij en 50 weefgetouwen, waarop onder meer jacquard-dekens worden gemaakt.

Na de Tweede Wereldoorlog gaat het echter in een steeds dalende lijn, wordt de fabricage ingekrompen tot dweilen en wollen dekens, om uiteindelijk eind jaren ’60 tot volledige sluiting over te gaan. Het is een lot dat dit bedrijf deelt met de andere Dendermondse textielfabrieken, waarmee deze industrie uit het stadsbeeld verdwijnt.

Enkele stappen verder staan we voor de

TURNZAAL VAN HET LYCEUM
Leopold II-laan 17.

Vandaag heet deze onderwijsinstelling de Zwijveke Middenschool, waarbij het eerste deel van de naam op een hele wijk slaat, waarin we zo meteen dieper doordringen.

Deze turnzaal dateert van na de Tweede Wereldoorlog en is een voorbeeld van moderne architectuur, die toch nog een zweem bezit van de neiging tot versiering uit vroegere stijlen. Zo is er die toren, die niet direct functioneel is voor een schoolgebouw. De klokken hebben natuurlijk wijzers gehad, zodat leerlingen konden zien hoeveel minuten ze te laat waren.

We vervolgen onze route via de Leopoldlaan.

Op huis nr.39 is het “Hier waak ik” – een draak van een deurklink.

Ga nu de eerste zijstraat links in, de Lindanusstraat. ‘Start People’ komt voor ons als aansporing wat laat…

LINDANUSSTRAAT

Als er iemand was, die bekommerd was om zijn stad, was het beslist David van der Linden, een 17de-eeuwse intellectueel, die zijn naam volgens de humanistische mode verlatiniseerd tot Lindanus.
De uit Gent afkomstige David verdient hier de kost als griffier-pensionaris van het Land van Dendermonde, een bestuurscollege dat over de stad niets te zeggen heeft, maar des te meer over het omringende platteland.

Van opleiding is hij rechtskundige, uit interesse geschiedschrijver. Omwille van die laatste kwaliteit heeft hij zijn straatnaam verdiend. Zijn De Tenraemonda libri tres is een geschiedenis van deze stad uit 1612, gedrukt bij Verdussen, naast de beroemde Plantin-Moretus een van de bekendere namen in het Antwerpse drukkerswereldje uit die dagen.

De titel van het boek wijst erop, dat de stad ooit Tenremonde werd genoemd. Van in de middeleeuwen tot aan de Franse bezetting was dat zelfs de officiële stadsnaam. Nabij de stad Leuze in de Waalse provincie Henegouwen lag de heerlijkheid Tenre, waar de rivier de Dender ontspringt en vermoedelijk haar naam aan ontleent.

Van der Linden is ‘op stand’ getrouwd met een jonkvrouw, Anna van der Sijpen, woont in de Savaanstraat waar de veemarkt wordt gehouden en geeft daar les aan een hogeschool. Op 21 september 1638 verliest Dendermonde een stukje van haar geheugen.

Als je hier even op de huisnummers aan de rechterzijde let, merk je na nummer 66 plots iets vreemds, het volgende huis draagt het nummer 38. Het geheim schuilt achter de doorgang, wandel dus naar binnen.

BELUIK GORUS-De ZEEUW
Lindanusstraat 38-66.

Je staat hier in een verrassende binnentuin, waaraan de ontbrekende huisnummers grenzen. Dit is niet wat Nederlanders een hofje noemen, maar een beluik. Bij een hofje, of op z’n Vlaams een godshuis, gaat het over huisjes voor bejaarde of zieke mensen, die daar kunnen wonen dankzij een weldoener of als lid van een gilde of ambacht.
Een beluik, soms ook fortje genoemd, is een verzameling huisjes waar arbeidersgezinnen een onderkomen vinden, vaak verbonden aan een nabije fabriek.

In dit geval ging het om het bedrijf van Judocus Goris-De Zeeuw, een handelaar in koloniale waren, die ook een eigen zoutziederij aan de Beurzestraat bezat, waarvan je even verderop nog een laatste restant te zien krijgt. Hij laat deze huisjes bouwen in 1888 en ze worden nu gerenoveerd door een particuliere eigenaar.

Wat nu aangenaam oogt, zo midden in de stad, was destijds minder ideaal. Doorgaans waren beluiken behoorlijk overbevolkt, doordat de gezinnen nogal wat kinderen hadden. In de huisjes ontbrak elk sanitair, dat was gemeenschappelijk voor alle bewoners ergens in een apart hokje ondergebracht. Ook voor water moet iedereen naar een centraal opgestelde pomp. Beluiken waren daardoor haarden van besmetting in tijden van cholera.

Dit beluik is mooi bewaard. In de parallel met de Lindanusstraat lopende Sint-Jacobsstraat, staat nog achter een bakstenen doorgang een rij huisjes tussen het onkruid te verkommeren. Omdat veel beluiken werden aangelegd in tuinen van iets beter behuisde burgers, zijn ze grotendeels weer verdwenen zodra de huisvesting voor arbeiders erop vooruit ging.

Terugkerend naar de straat kijk je door een opening in de huizenrij aan de overzijde recht op een vleugel van de vermaarde Dendermondse rijksgevangenis.

RIJKSGEVANGENIS
Tussen 1860 en ’83 wordt op een terrein van ruim 1 ha een gevangenis gebouwd van het toen voor Europa zeer vooruitstrevende Pennsylvania model: vanuit een centrale ruimte vertrekken lange vleugels waarin de cellen zijn ondergebracht. Zo kunnen ze beter worden gecontroleerd. De voornaamste nieuwigheid is echter, dat de gevangenen in ‘stille’ afzondering worden gehouden. Ze worden wel gezamenlijk gelucht op de binnenplaatsen tussen de cellen, maar ze worden niet langer tot arbeid gedwongen. Vroeger werden gevangenen vaak tewerkgesteld ten behoeve van industriëlen, die dan voor hun onderhoud moesten instaan. Dat laatste liet dan wel eens te wensen over, zoals in Gent, waar begin 19de eeuw katoenbaron Lieven Bauwens gevangenen garens laat weven die in zijn fabrieken worden gesponnen. Als er echter niet voldoende garens zijn, hebben de gevangenen geen werk en krijgen ze geen eten van Bauwens. Eerder wordt er in Gent door gevangenen Braziliaans hout geraspt om er kleurstof uit te halen, waardoor deze gevangenis algemeen werd aangeduid als het Rasphuis.

Pennsylvania-systeem
Bij een gevangenis van het type als hier in Dendermonde wordt over Pennsylvania-systeem gesproken, omdat dit model voor het eerst in 1829 is gebouwd in de stad Philiadelphia in de Amerikaanse staat Pennsylvania. De Belgische ex-politieke gevangene Eduard Ducpetiaux leert het systeem als banneling in Amerika kennen en introduceert het bij ons, als hij zelf hoofd van het Belgische gevangeniswezen is geworden midden 19de eeuw. Ook hier is België de voorloper, waarnaar andere Europese staten komen kijken.

Vandaag hebben we weer een iets andere kijk op het onttrekken van mensen aan de samenleving en dus zijn er plannen voor een hypermoderne nieuwe strafinrichting op wat nu nog een brok groen platteland is tussen Dendermonde en fusiegemeente Sint-Gillis. Wie ginds gaat kijken, zal meteen merken dat de huidige bewoners van dat gebied niet op de komst van ‘onvrijen’ zitten te wachten. Er hangen zwarte vlaggen en je leest achter menig venster: “Geen gevang in onze groene long.” Zal de Madonna van Zwyveke, die daar haar kapel heeft, een pleidooi kunnen houden bij het Allerhoogste Beroep?

De huidige Dendermondse gevangenis is momenteel vooral bekend om haar ontsnappingen. Maar zei men in de middeleeuwen niet reeds: stadslucht maakt vrij?

We slaan de eerste straat links in, maar kijken ter hoogte van die straat eerst nog even naar de linkerkant van de Lindanusstraat.

Hier staat een woning, die wat bouwstijl betreft sterke gelijkenissen vertoont met een groot pand verderop in de Lindanusstraat, waarin o.a. een wassalon huist. Maar wie even beter kijkt, ziet dat dit huis de stijl vereenvoudigd kopieert en van na de Eerste Wereldoorlog is, terwijl het grotere pand toen een van de uitzonderingen was, die gespaard bleven van oorlogsschade. Het gaat om een industrieel gebouw:

HOOFDKANTOOR La DENDRE
Lindanusstraat 31-33.
Jean Ezéchiel De Bruyn, Emile Clément en Emile Geerinckx richten hier in 1875 een katoenfabriek op, die vanaf 20 juli 1894 onder de naam La Dendre katoen spint, verft, bleekt en apprenteert. Het drietal is van goed katholieke huize en de Dendermondenaren spreken al snel over ‘t katholiek fabriek. Zo staat er in het arbeidsreglement dat “Godslastering, zedeloosheid, zingen of andere onbetaamlijkheden, zowel buiten als binnen de fabriek, ten strengste verboden zijn”. Paternalistische fabrieksdirecteuren zijn eind 19de eeuw geen uitzondering. Zij willen goed bedoeld de arbeidersklasse ‘verheffen’, maar hebben er geen idee van hoe die mensen dagelijks leven. Sommige ondernemers gaan daarin zo ver, dat ze hele woongemeenschappen rond hun bedrijven laten bouwen met alle mogelijke voorzieningen. Maar dat is tot mislukken gedoemd, de arbeiders zien zich niet aan het handje van de directeur lopen om ontwikkeld te worden.

La Dendre heeft het uiteindelijk volgehouden tot 29 maart 1938, toen de crisis te hard toesloeg om de productie overeind te houden. Vandaag is er op het vroegere fabrieksterrein achter het kantoorgebouw een Colruyt-supermarkt. Dus toch weer een familiebedrijf, dat zich zelfs overeind weet te houden door de kampioen van de laagste prijs te spelen.

Nu echt de zijstraat inslaan.

LEO BRUYNINCXSTRAAT
Ook in dit geval was de naamgever een geschiedschrijver, nu van recenter tijden. De op 22 september 1866 geboren Bruynincx was advocaat van beroep en achtereenvolgens volksvertegenwoordiger en burgemeester van Dendermonde tijdens de Eerste Wereldoorlog. In oktober 1929 schrijft hij een boek over zijn stad, maar doordat de man nog op de 18de van diezelfde maand tijdens de jaarmarkt overlijdt, wordt het pas in 1965 uitgegeven.

Ga even midden op de rijweg staan.

NIEUW SWYVICQ
Je ziet links en rechts rijen lage arbeiderswoningen, die vrijwel halverwege de straat even worden doorbroken door een hoger dak. We bevinden ons hier middenin het Nieuw Zwyvicqkwartier, zoals het wordt genoemd bij de aanleg rond 1900, waarbij industrieel Albert Vertongen zijn fikse lap grond verkavelt.

Het uit de band springende huis op nr.18 was de chique woning van Odilon Straetman, eigenaar van een deken- en dweilenfabriek in de toen nog zelfstandige gemeente Sint-Gillis. Een balkon en blauwe regen langs de gevel zijn je herkenningspunten, want een huisnummer ontbreekt.

Aan het straateinde naar links, de Zwyvinckstraat in. Die komt achteraan met een haakse hoek uit bij de

WELDADIGHEIDSSTRAAT
In 1901 zorgt het Weldadigheidsbureel (stedelijke bijstand voor de armere bevolking) voor het bouwen van een straatbeluik met twee rijen van in totaal 32 arbeiderswoningen in dit doodlopende straatje. Ook hier zorgde een pomp voor drinkwater ten behoeve van alle gezinnen. Aan deze huizen werd geen haar gekrenkt tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Net als bij begijnhoven spreken we over straat- en pleinbeluiken. Zojuist heb je een pleinbeluik bezocht en dat oogt vandaag prettiger dan dit straatbeluik. Bij begijnhoven ligt dat anders, omdat in een straatbegijnhof de huisjes niet allemaal hetzelfde zijn en de straatjes minder rechtoe-rechtaan, waardoor er een zekere nostalgische romantiek vanuit gaat. Vooral het straatbegijnhof van Lier scoort hier hoog. Bijna aan het eind van deze wandeling bezoeken we het Dendermondse pleinbegijnhof.

We keren op onze stappen terug en wandelen de Zwyvinckstraat helemaal uit. Je passeert daarbij een groot schoolgebouw.

Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.