Wandelroute LILLE Frankrijk
Deze Bollebooswichtpagina is gekoppeld aan de Stapperloot-route Lille
Wandel deze route met je smartphone.
Klik voor andere routes op Routes
Voor andere Bollebooswicht-items klik je op Bollebooswicht
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.
De groene vlakken zijn de wegwijzers.
In de blauwe vlakken staat wat je ziet.
STATION LILLE FLANDRE
Place de la Gare.
Lille Flandre is een kopstation, de sporen lopen niet verder dan de overkapping. Aanvankelijk wordt er met stoomlocomotieven gereden, vandaar de grote hoogte van die perronoverkapping, want je wil je reizigers niet laten stikken in neerslaande stoomwolken. Pas op 7 januari 1959 is het traject Parijs-Lille over de gehele lengte geëlektrificeerd.
Ga dit station door de hoofdingang naar buiten en draai je bij het buitenkomen op de Place de la Gare even om naar de straatgevel.
Ook het station kwam met de trein
De benedenverdieping is niet hier gebouwd, maar in 1867 per trein hierheen gebracht vanuit Parijs. Daar behoorde die gevel tot het eerste Parijse Gare du Nord, ontworpen in 1846 voor de Compagnie de chemins de fer du Nord door Léonce Reynaud, een leraar architectuur aan de Parijse École polytechnique. Maar een nabije bewoner, baron de Rothschild, vond dat gebouw niet mooi genoeg zo in de buurt van zijn woning. En wat doe je dan? Je geeft een andere architect, Jacques Hittorf, opdracht om een nieuw station te ontwerpen! Dat komt er tussen 1861 en 1866 pal naast het oude station en is nu nog steeds het Paris Gare-du-Nord.
Maar wat gebeurt er met het oude Gare-du-Nord? Sidney Dunnet, sinds 1855 in dienst als architect bij de Compagnie des chemins de fer du Nord, breekt dat oude gebouw in grote onderdelen af en zet een stuk voorgevel op de trein naar Lille. Daar was al in 1843 een station geopend als eindpunt van een spoorverbinding met Parijs, maar er was nog slechts een eenvoudig stationsgebouwtje. Zo kreeg Lille dus een fraaier station cadeau.
Vele jaren heette dit station simpelweg Gare de Lille. Pas na de opening van het station Lille-Europe in 1993 is de naam gewijzigd in Lille-Flandres.
Intussen word je waarschijnlijk belaagd door een hele massa bedelaars, een situatie die je ook nog op andere plekken tijdens de wandeling zal tegenkomen. Wie om welke reden dan ook uit de boot valt trekt veelal naar een grootstad in de hoop daar te overleven en kansen te krijgen. Die zijn schaars in Noord-Frankrijk, maar je kan hun probleem niet oplossen, maar misschien een klein beetje verlichten door iemand wat kleingeld te geven.
Steek het plein over via de oversteekplaats schuin links. Kies niet de brede hoofdweg, maar iets links daarvan de Rue du Priez, waar je al meteen het koor van een kerk voor je ziet.
De straatnaam wijst vermoedelijk op een kruisweg die vroeger tegen dat kerkkoor hing.
Neem rechts van het kerkkoor het Parvis Saint-Maurice richting voorzijde van de kerk.
NOTARISHUIS
Parvis Saint-Maurice 13.
Je passeert hier een fraai zwart hek met een gouden schild met een voorstelling van de Vrijheid erop. Dat is het embleem van de Franse notarissen.
Even verder sta je in de Rue Pierre Mauroy.
Rue Pierre Mauroy.
Deze straat heette voorheen Rue de Paris, hij liep vanuit het stadshart naar de Porte de Paris, een soort triomfboog voor koning Lodewijk XIV, de beroemde Franse zonnekoning die Lille in 1667 veroverde , waardoor de stad niet langer als Rijsel tot de Spaanse Nederlanden behoorde, maar na de Vrede van Aken het jaar daarop voortaan een Franse stad werd, weliswaar niet echt tot blijdschap van de meeste inwoners.
Op 1 december 2017 is deze straat herdoopt tot Rue Pierre Mauroy als eerbetoon aan de man die tussen 1973 en 2001 burgemeester van Lille is geweest en tussen 1981 en 1884 enigszins in de schaduw kon staan van Louis XVI als premier van de Franse regering onder president François Mitterand.
Sla linksaf zodat je bij de ingang van de Sint-Mauritskerk staat. Deze kerk is vaak open, stap gerust even naar binnen, het kost niets.
Meteen sta je hier op een plek die mee aan het ontstaan van Lille heeft bijgedragen.
SAINT-MAURICEKERK
Parvis de Saint-Maurice 19.
Ooit was op deze plek een gallo-romeinse nederzetting, gewijd aan de god Mars. Het gebied heette heette Fins en werd omspoeld door beken en riviertjes, maar hier was een doorwaadbare plek, dus een oversteekplaats van zo’n rivier. Al in 1066 staat er een kleinere voorloper van deze kerk, gewijd aan een legendarische Romeinse soldaat Maurits uit de 3de eeuw. Die was aanvoerder van een legioen soldaten, die allemaal uit de streek van het Egyptische Thebe kwamen, maar naar Frankrijk werden gestuurd om daar een opstand neer te slaan. Nu was dat hele legioen al christen geworden en toen ze bij een Zwitsers plaatsje verplicht werden eer te bewijzen aan de Romeinse goden en de keizer, terwijl ze bovendien de plaatselijke christenen moesten vervolgen, weigerde Maurits en al zijn soldaten. Daarop werden er telkens tien onthoofd, maar de resterende mannen bleven weigeren zodat ze tenslotte allemaal gedood waren.
Bijna kathedraal Saint-Maurice
Maurits wordt later heilig verklaard en hier kan dus een Sint-Mauritskerk worden gebouwd. Als twee andere oude Lillese kerken tijdens de Franse Revolutie afgebroken worden, komt de Saint-Maurice in aanmerking om kathedraal te worden. Dat gaat niet door, want er wordt besloten een nieuwe kathedraal te bouwen, die meer centraal ligt. Ja zeker, daar kom je ook nog langs.
Aanvankelijk heeft deze kerk maar drie beuken. Tel je ze vandaag dan kom je tot vijf. Dus zijn er later nog twee bijgekomen. Al die beuken zijn even hoog, het voelt aan of je in één grote ruimte staat. We noemen dat een hallenkerk.
Als restaureren een levenswerk wordt
Stadsarchitect Philippe Canissié start in de 19de eeuw een grote restauratie en uitbreiding van de Saint-Maurice, waaraan hij tussen 1859 en 1863 enkele sacristieën toevoegt en de beuken wat verlengd, zonder afbreuk te doen aan de eenheid van het gebouw. Tussen 1867 en 1877 neemt hij de toren onderhanden, meteen zijn laatste realisatie, want hij overlijdt in 1877, zodat deze kerk zowat zijn levenswerk is geworden.
Sla nadien – vanuit de kerkingang gezien – rechtsaf de Rue Pierre-Mauroy in. Even verder zie je links:
HÔTEL DE LA PAIX
Rue Pierre-Mauroy 46.
Dit hotel dateert uit omstreeks 1850 als een houten gebouw. Vandaag zie je de stenen versie, waar de eigenaar zelf op de hoogste verdieping woont. Binnen zijn de fraaie houten trappen, bekleed met tapijten heel bijzonder. Wanden en gangen hangen vol cabaret-affiches uit de belle-époque van Henri de Toulouse-Lautrec. In het cafetaria hangen grotere posters in diezelfde stijl, die door de eigenaar zelf zijn geschilderd.
Het heeft er even om gespannen of het hotel kon blijven bestaan. In de nacht van 12 november 2022 komt een op nr.44 wonende student thuis en merkt dat er iets mis is met het gebouw. Hij waarschuwt alle andere bewoners, die tijdig het pand kunnen verlaten. De brandweer komt met de ontruiming helpen en zet de straat af. De volgende middag storten de panden nr.44 en 42 in . Het lichaam van een overleden bewoner uit nr.42 wordt geborgen. Het zal je maar overkomen als je na een avondje stappen thuis komt …
Wandel verder de Rue Pierre Mauroy uit naar de Place du Théâtre. Je staat vrijwel meteen voor een fraai gebouw rechts van je.
OPERA DE LILLE
Place du Théâtre.
Voor dit gebouw heeft architect Louis-Marie Cordonnier wel enige inspiratie opgedaan bij de in 1875 gereedgekomen Parijse opera van zijn confrater Charles Garnier, wiens naam daarmee is verbonden: Opéra National de Paris Garnier. Cordonnier mag als winnaar van een ontwerpwedstrijd in 1907 aan de bouw beginnen.
Aan de top der kunsten
Eerst wat je niet ziet, de binnenkant achter dit zuilenfront: een ruime publiekszaal onder een enorme koepel, gedecoreerd met acht ovale beschilderde medaillons. Een hoge podiumopening met links en rechts boven elkaar telkens drie loges. Boven die scène in gouden letters ‘Ad alta per artes’ (‘Aan de top van de kunsten’), daarmee wordt uiteraard de opera bedoeld.
Een Muzentempel
Nu wat je wel ziet, bovenaan voor je:
Apollo bijna weggeblazen door westenwind Zefir omgeven door zijn negen muzen, elk met hun eigen specialiteit: Erato hymne, Euterpe fluitspel, Kaliope filosofie, Kleo geschiedschrijving, Melopene tragedie, Polyhymnia retoriek, Tepsichore dans, Thalia komedie, Urania sterrenkunde. Kies je favoriete …
Beeldhouwer Hippolyte-Jules Lefebvre heeft wat werk gehad aan de zeven van deze dames die hij heeft gesculpteerd. Links groter tegen de voorgevel de Muziek van Alphonse-Amédee Corduanier, rechts de Tragedie van Hector Lemaîre. Samen dus de beide elementen van opera.
Tien jaar wachten op de opening
Na bijna zeven jaar bouwen wordt de officiële opening van dit Grand Théâtre voorzien in de herfst van 1914. Maar als op 1 augustus de Rijselaars worden opgeroepen voor een mobilisatie en op 3 augustus 1914 Frankrijk de oorlog aan Duitsland verklaart kan daar natuurlijk niets van komen.
Er volgt een jarenlange geschiedenis van sluitingen en heropeningen, je leest het hieronder als je daarin geïnteresseerd bent. (Sla het anders over.)
Litanie van openen en sluiten.
Als die Duitsers van 10 t/m 12 oktober 1914 Lille bombarderen, volgt op 13 oktober de overgave van de stad en trekken zij Lille binnen. Het lijkt een mirakel dat het operagebouw geen enkele schade heeft opgelopen bij dat bombardement, terwijl het te midden van puinhopen van verwoeste huizen oprijst.
Duits bevelhebber prins Ruprecht de Bavière laat eind oktober aan de Lillese burgemeester weten dat hij iets wil doen met het theater, waarvan de beschilderingen amper droog zijn. Burgemeester Charles Delesalle weigert Franse werklui ter beschikking te stellen voor het gebruiksklaar maken van het gebouw. Dus trommelt de plaatselijke Duitse commandant Von Heinrich een zestigtal Duitse militairen op als bouwvakkers. Zij voeren dat werk uit in november en december 1915. En zo kan op 25 december 1915 een Duits gezelschap in wat dan voortaan het Deutsches Theater heet Goethe’s ‘Iphigenie auf Tauris’ opvoeren. Maar als het Engelse 5de leger in oktober 1918 Lille bevrijdt, komen er Engelse artiesten en toneelspelers in dit theater optreden voor hùn troepen.
Uiteindelijk is het wachten tot 7 oktober 1923 voordat de officiële opening van dit Grand Théâtre de Lille plaats kan vinden onder de nieuwe directeur Paul Frady. Hij zal er vijfentwintig jaar de programmatie blijven verzorgen, zij het ook met een nieuwe onderbreking van de herfst 1940 tot 3 september 1944, als het weer enige jaren Deutsches Theater wordt tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Op 20 februari 1979 wordt de Opéra du Nord geboren, een samengaan van de steden Lille (opera), Roubaix (ballet) en Tourcoing (woordkunst). Dat idee is geen lang leven beschoren, financieel onhaalbaar. Op 31 augustus 1985 wordt deze associatie ontbonden.
Na weer drie jaar sluiting opent het gebouw als de Opéra de Lille in 1989, maar een nieuwe sluiting laat niet heel lang op zich wachten.
In 1998, juist het jaar dat Lille aangewezen wordt als Culturele Hoofdstad van Europa 2004, moet het operagebouw direct na de laatste seizoenvoorstelling dicht om veiligheidsredenen. Nog een geluk, die aanwijzing als Europese culturele hoofdstad, want dat is een goede reden om meteen groot werk te maken van aanpassingen, waardoor toch op 3 december 2003 alsnog de dansvoorstelling van Bill T. Jones kan doorgaan als opening van Lille 2004.
Nog even een stap verder terug in het Lillese opera verleden.
MOORD EN BRAND ROND EEN SPEKTAKELZAAL
La Salle du spectacle Lequeux
Op de plaats van de huidige Opéra de Lille stond al eerder een theater. Een aantal Lillese burgers brengt rond 1784 via inschrijving op een fonds voldoende geld bijeen om architect Michel Lequeux een ‘salle de spectacle’ te laten ontwerpen. Het wordt een gebouw met een portaal met zes zuilen met daar achter een zaal van 47 bij 25 meter, twee verdiepingen hoog met een dakbalustrade. In juni 1785 wordt met de bouw gestart, maar als architect Lequeux op een van zijn andere werven op 15 april 1786 ’s middags door een werkman wordt vermoord, neemt zijn medewerker Joseph-Marie Deledicque de leiding van hem over.
Op maandag 16 april 1787 wordt de nieuwe spektakelzaal in gebruik genomen en een vrouw, Marie-Marguerite Desnarelles, wordt directeur. Er vinden in deze Grand Théâtre genoemde zaal heel wat voorstellingen plaats, totdat er na de avondvoorstelling van 5 april 1903 amper een half uur na het vallen van het doek brand uitbreekt. Ondanks snel ingrijpen van enkele artiesten uit naburige cafés en massale tussenkomst van de brandweer en militairen uit de Lillese citadel, is de schade aan het gebouw enorm. Het Grand Théâtre kan niet meer gered worden. En dat leidt dus tot de bouw van de hierboven beschreven nieuwe Opéra de Lille waar je inmiddels al enige tijd naar staat te kijken.
Draai je om naar het gebouw aan de andere kant.
LA VIEUX BOURSE – De Oude Beurs
Place du Théatre/Place du Générale-de-Gaulle.
Als in 1651 de Lillese gilden het stadsbestuur om een handelsbeurs vragen, wordt dat voorgelegd aan de Spaanse koning Filips IV – we zijn nog in de Spaanse tijd. Als die op 12 september van dat jaar zijn toestemming geeft, klopt het stadsbestuur op 19 april 1652 aan bij architect Jules Destrée om daar een ontwerp voor te maken. Jules laat zich inspireren door de toenmalige Amsterdamse beurs. Ruim veertig jaar eerder gebouwd tussen 1608 en 1611. Maar ook de oudere Antwerpse beurs van 1531 wordt bestudeerd. Als Destrée zijn zeer gedetailleerde plan voorlegt, eist hij dat de 24 handelaars die ook hun woningen in dat nieuwe gebouw krijgen, samen de beslissing nemen.
Destrées beursgebouw
24 woningen rondom een openbare binnenplaats van 19 bij 14 meter. Daarrond een galerij van eveneens 24 Dorische zuilen. Op die binnenplaats zal de handel gevoerd worden. Vandaag kun je er vanaf 13 uur alleen nog terecht voor tweedehands boeken en oude prenten. Boven de vier toegangspoorten: ‘Chambre de Commerce’ (Kamer van Koophandel), Culture et Société, Travail (Werk), Industrie et Economie. Met daarbij telkens namen van bekende personages uit de bouwperiode van dit gebouw.
Openbaar drinkwater
Het plaveisel van deze binnenplaats is gelegd met hardsteen van een afgebroken waterput, ooit hier vlakbij op de Grote Markt. Die waterput behoorde tot een netwerk van acht stadsputten, die hun water kregen van de Becquerel, een bron in het nabije dorp Fives. Dat drinkbare bronwater werd naar de stad geleid via ‘buisses’ – van ons woord ‘buizen’. Zo had Lille al vanaf 1285 goed drinkwater.
Buiten gewoon? Eerder: buitengewoon
Buiten zie je dat er bovenop de Oude Beurs nog een toren met galerij staat. Het geheel lig aan de Place du Générale-de-Gaulle, maar dat is bij de bouw nog gewoon de Grande Marché (Grote Markt).
Dat in de 17de eeuw architecten aan strikte regels gebonden zijn voor hoogte, kwaliteit en decoratie van nieuwe gebouwen is duidelijk te zien aan deze Oude Beurs: onderaan hardsteen, beide verdiepingen in baksteen voor woningen van twee vensters breed, geflankeerd door in steen uit Lezennes gebeeldhouwde kariatiden – vrouwen én mannen als zuilen die het hele gebouw overeind helpen houden. Boven de toegangen wapenschilden, waaronder zowel een Franse lelie als een Vlaamse leeuw.
Tijdens onze prospectie stond er middenin dit beursgebouw de ORB van beeldend kunstenaar SpY, een grote halve bollenstructuur, waarin de hele omgeving wordt weerspiegeld.
Vanaf de Place du Théatre gezien loopt links van de Oude Beurs de Rue des Manneliers, wandel hier door in de richting van het grote plein.
In deze Mandenmakersstraat werden speciale manden gemaakt voor het vervoer van aardappelen. Kijk even naar huis nr.10, de art nouveau-gevel van La Cloche d’Or.
Je komt nu op het grote plein. Op deze Place Général de Gaulle valt meteen die gedenkzuil op.
LA DÉESSE
Place du Générale de Gaulle.
Ingehuldigd op 8 oktober 1845 als monument voor heldhaftige Lillenaren tijdens het beleg van de stad in 1792 door het keizerlijke Pruisische leger.
Details ?
Het gaat hier over de Franse Revolutie. In Parijs is de Franse koning Lodewijk XVI door een revolutionaire volksbeweging afgezet en de leiding van het land berust bij een Nationale Assemblée.
Tegen die revolutionaire beweging verzet zich de Oostenrijkse keizer Franz II, die ook de titel ’Keizer van het Heilige Roomse Rijk’ draagt. Hij meent dan ook als een soort opvolger van de Romein Julius Cesar de zeggenschap over Europa te hebben.
Een Pruisisch leger onder leiding van de hertog van Brunswijk valt Frankrijk binnen op 12 augustus 1792. Met 13000 manschappen begint hertog Albert Casimir von Saxe-Teschen een beleg van Lille en eist de overgave van de stad.
De eed en het bombardement
Burgemeester François André Bonte weigert dat en antwoordt: « Nous venons de renouveler notre serment d’être fidèle à la nation, de maintenir la liberté et l’égalité ou de mourir à notre poste. Nous ne sommes pas des parjures.» (“Wij komen onze eed van trouw aan de natie hernieuwen om vrijheid en gelijkheid te behouden, of te sterven voor onze job. Wij plegen geen meineed.”
Er volgt een verschrikkelijk bombardement op Lille, maar op 29 september 1792 worden de Pruisen in de Slag van Valmy verslagen door het leger van de revolutionairen.
Let op de lont …
De ‘déesse’ (godin) houdt in haar hand een lont om kanonnen te laten ontbranden. Ze wijst ermee naar het opschrift op de sokkel, daar staat dat antwoord van de burgemeester.
De ‘goddelijke’ beeldhouwer Henri Bra uit Douai zou naar verluidt de vrouw van burgemeester Louis Bigo-Danel als model hebben gebruikt. Architect van het geheel is Charles Benvignat.
Kort na de oprichting begint men over de Déesse te spreken als het over deze zuil gaat. Die naam kwam uit een toen populair gedicht.
… of is het een hengel?
Pas in 1990 is er een waterbassin met fonteinen rond de zuil aangelegd. Mocht de godin haar lont laten vallen, dan is er dus geen direct brandgevaar. Sommige Lillenaren vinden dat die lont nu beter vervangen zou worden door een hengel.
Links zie je de gevel van een groot dagblad voor Lille en omstreken.
LA VOIX DU NORD
Place fu Général de Gaulle 8.
Hier zie je de jaren 1930. Art deco is de naam van de historische bouwstijl, maar architect Albert Laprade gebruikt wel gewapend beton voor deze Vlaamse trapgevel gevel uit 1935-’36.
Op de geveltop brengt beeldhouwer Raymond Couvegnes drie bronzen gratiën verguld bijeen. Zij hebben een taak: representeren van de drie provincies van de vroegere regio Nord-Pas de Calais. Links Artois (Artesië) met een terre-neuve (vissersboot), in het midden Flandre (Vlaanderen) met een korenschoof en rechts Hainaut (Henegouwen) die een postduif loslaat.
Meteen ernaast staat een theatergebouw.
LA GRAND GARDE / THEATRE DU NORD
Place du Général de Gaulle 4.
Waar ooit het oude Vleeshuis stond, richt architect Gombert in 1717 dit verblijf voor de Koninklijke Wacht op. Dat garnizoen dient om in Lille rust en orde te handhaven na de dood van Lodewijk XIV twee jaar eerder.
Maar het zal een Lillese burgemeester die je al kent zijn, die in 1989 het Théâtre du Nord opricht dat hier van Pierre Mauroy zijn intrek mag nemen. Mogelijk is een groot deel van deze gevel dan ook bedekt door de aankondiging van een theaterstuk.
Wandel nu parallel aan deze gevels rechtdoor en je bent meteen op Place Rihour. Van een echt plein is pas wat verderop sprake, eerst stap je tussen de mosselrestaurantjes door die linker- en rechterzijde afzomen. Het grote monument voor overledenen dat je al meteen verderop in beeld krijgt houdt daar echter geen enkel verband mee, is ons met klem verzekerd.
OORLOGSMONUMENT AUX LILLOIS
Place Rihour.
Dit kolossale monument onttrekt het restant van het aloude Rihourpaleis compleet aan het zicht. Het staat hier ter herdenking van de Lillese slachtoffers van zowel de Eerste als de Tweede Wereldoorlog. Van boven naar beneden zie je:
La Paix – De Vrede: een engel met een krans.
La Relève – De Aflossing: soldaten die zich teweer gaan stellen.
Les Captifs – De Gevangenen: mensen die worden weggevoerd.
Indochina – Noord-Afrika – destijds nog vooral Franse koloniën.
Na dat monument wat verder rechts op het plein:
LE PALAIS RIHOUR – Het Rihourpaleis
Place Rihour.
De graven van Vlaanderen hadden in de dagen dat Lille nog helemaal Rijsel was hun paleis een flink stuk verder weg. Hun Hôtel de la Salle lag tussen de intussen gesloopte Sint-Pieterskerk en het nog wel bestaande Hôspice Comptesse in Vieux-Lille. Straks kom je erlangs.
Een brand in 1451 geeft hertog Filips de Goede het motief om een nieuw groter paleis te laten bouwen nabij de Grand’Place, de markt waar alle Lillese handel plaatsvindt in die 15de eeuw, een strategische plek.
Van Rihoult naar Rihour
Architect Evrard de Mazières begint er nog mee in 1451 op een drassig eiland in een tak van de Deûle. Daar lag voorheen kasteelboerderij Manoir van Rihoult, waarvan de naam min of meer bewaard is gebleven in die van het nieuwe paleis.
Het Lillese stadsbestuur belooft een deel van de kosten voor zijn rekening te nemen. Dus Evrard pakt het meteen maar groots aan: vier vleugels rond een rechthoekige binnenplaats, die de volledige Place Rihour van vandaag innemen. En de architect weet van aanpakken, de funderingen liggen er in 1462, Filips kan er in 1463 al intrekken. Maar de afwerking van het paleis duurt nog tot 1480 en dat mag die Bourgon-dische hertog niet meer beleven, hij overlijdt al in 1467.
Na Filips dood wordt Paleis Rihour lange tijd verwaarloosd. Tot het Lillese stadsbestuur het gebouw in 1664 als stadhuis in gebruik neemt. De bovenkapel wordt als Salle du Conclaaf gebruikt voor de Staten van Waals-Vlaanderen. Vijf gerechtstaferelen komen er te hangen van schilder Arnould de Vuez. Zijn voorstudies worden bewaard in het Hôspice Comptes, waar je route nog langs komt.
Stadsbestuur vol vuur
Wanneer er in 1700 brand uitbreekt in de noordvleugel van het Rihourpaleis wordt de kapel voortaan ook zittingszaal van het stadsbestuur. Na een tweede brand in 1756 wordt de westelijke vleugel herbouwd in Lodewijk XVI-stijl.
Een eeuw later wil het Lillese stadsbestuur een moderner stadhuis. Daarvoor wordt architect Charles-Cesar Benvignat aangetrokken. Ook hij gaat vanaf 1857 tamelijk rigoureus tewerk: afbraak van alle oude gebouwen met uitzondering van de kapel, het trappenhuis en één traptoren. Nu er veel plaats overblijft verrijst daar een nieuw stadhuis, dat op zijn beurt weer door een brand vernield wordt. De hele nieuwbouw wordt daarop gesloopt, om een compleet nieuw stadhuis te laten verrijzen in 1932 aan de Rue de Paris met een indrukwekkende 105 m hoge belforttoren van architect Emile Dubuisson. Dat staat nog wel overeind.
Stap maar even binnen bij de Lille Tourisme, de toeristische dienst.
LILLE TOURISME
Vandaag rest van het Rihourpaleis een noordwestelijk bijgebouw, waar in 1857 een monumentale trappentoren voor is geplaatst. De toeristische dienst huist in een paleisgedeelte dat uit 1462 stamt, de Salle des Gardes (Zaal van de Wachters), waar drie achthoekige granieten pilaren een kruisribgewelf ondersteunen. Hier kan je vrij binnenstappen, bijvoorbeeld voor postkaarten in aparte Lillese enveloppen.
Voor de echt geïnteresseerden voltooien we even het verhaal van het Rihourpaleis, al kan je daar niet zomaar zelf binnenwandelen:
Boven de Salles des Garde ligt een gotische bovenkapel, traditioneel genoemd de Salle du Conclave (Zaal van het Conclaaf – van de Staten van Vlaanderen), verdeeld in twee rechte delen die eindigen in een vijfzijdig koor. Tegen de binnenmuren zijn veertien mandbogen uitgesneden, versierd met banderollen en hertogelijke emblemen. In een van die nissen is een kopie van een flambouw aangebracht bij een restauratie om te tonen hoe destijds die ruimte werd verlicht.
In de sacristie van de kapel worden glas-in-loodramen uit de 15de en 16de eeuw getoond, waarvan sommige – zoals het raam met de Boom van Jesse (stamboom van Jezus Christus) – afkomstig zijn uit de Sint-Pieterskerk van La Couture – een gemeente in het arrondissement Pas de Calais.
Het grote trappenhuis, de Escalier d’honneur, is gebouwd in dezelfde tijd als de rest van het paleis, maar heeft renaissance-invloeden in zijn bouwstijl. En binnen het rechthoekige hoge gebouw van vijf verdiepingen zijn er rechte trappen. Aan de binnenkant van de grote ramen zijn er op elke verdieping nissen met stenen banken en het kruisrib plafondgewelf is versierd met gebeeldhouwde kraagstenen.
Een bakstenen traptoren met een wenteltrap heet de Tour de la garde des joyaux (Toren van de juwelenbewakers) omdat die in verbinding stond met de juwelenkamer. En onder het Rihourplein zijn nog spitsbogen van oude paleiskelders, want dat paleis strekte zich over het hele plein uit.
Ga nu terug naar de Place du Général de Gaulle. Daar neem je links van de Oude Beurs de Rue des Sept Agaches, de straat van de zeven eksters.
Die zeven eksters stonden op een wapenschild dat hier ooit hing, maar ‘agache’ is wel Lille’s dialect.
Zo kom je terug op Place du Théâtre. Kijk eerst even om naar een lang gebouw.
RANG DU BEAUREGARD
Place du Théâtre 13-39.
Een ‘rang’ is in het Frans een rij aaneensluitende woningen, in dit geval zijn dat er veertien. Allemaal samen achter één gevel die onderaan uit een grijze stenen boogarcade bestaat met daarop drie bakstenen etages plus een zolder, steunend op versierde pilasters, noem het maar platte pilaren.
De naam Beau Regard werd in 1426 door hertog Filips de Goede gegeven aan een zomerhuis met een wijds uitzicht. Maar hier is het eerder omgekeerd, de gevel van het gebouw is zelf dat fraaie zicht.
Stel je hier even veertien houten huizen voor, gebouwd na de sloop van een lakenhal in 1551. Julien Destrée en architect Simon Vollant hebben zich daardoor laten inspireren en hebben tussen 1685-‘87 gezorgd voor opnieuw veertien woningen.
Op oude foto’s zie je nog een merkwaardige klokkenluider tussen het derde en vierde raam van de eerste verdieping, maar die is intussen kennelijk met pensioen.
Toch valt er nog iets te zien aan deze gevel: kanonskogels. Die zouden dateren van de slag om Lille van 1792. Zo zie je er op de eerste verdieping links bij het vierde raam rechtsboven eentje zitten. En wie wat zoekt vindt ook nog enkele andere. Maar of ze echt zijn?
Kijk nog even rond op de Place du Théâtre.
Lombarden
Het Theaterplein was vroeger de plaats waar geldwisselaars hun stek hadden. Er waren destijds veel geldsoorten in omloop in Europa. Bij grote jaarmarkten moest er dus vaak valuta gewisseld worden. Dat gebeurde bij de lombarden, zoals die geldwisselaars werden genoemd, omdat ze aanvankelijk vooral uit het Italiaanse Lombardije kwamen.
Onze zegswijze ‘iets naar de lommerd brengen’ herinnert er nog aan. Je bracht dan een voorwerp van jezelf naar een pandhuis, waar men je er geld voor gaf. Als je die geldschuld afloste, kreeg je het voorwerp terug. Anders werd het verkocht en kreeg je enkel een eventueel overschot terug, als de verkoop meer had opgebracht dan je schuld.
Draai je om naar dat grote gebouw aan de overzijde.
NOUVEAU BOURSE – CHAMBRE DU COMMERCE ET D’INDUSTRIE
Place du Théâtre.
Zeg maar de Lillese Kamer van Koophandel en Industrie. Hier worden diensten verleend aan leden die zelf een bedrijf runnen. Al in 1701 elders opgericht, maar het duurt even voordat die Chambre de Commerce echt actief wordt, zo’n ruime eeuw later, vanaf 14 februari 1803.
Eind 19de eeuw is die Chambre op zoek naar een gebouw om alle diensten samen te brengen en er nog een Commercieel Museum bij op te richten. In 1905 stelt de Lillese gemeenteraad hier een terrein ter beschikking, niet toevallig aan het begin van de aan te leggen Grand Boulevard die Lille gaat verbinden met Roubaix en Tourcoing.
Op 22 september 1909 wordt de eerste steen gelegd voor vijf verdiepingen met bijna 150 kantoren, een brouwerij, een restaurant, plus een reeks winkels om de bouw rendabel te maken.
Strak plan van architect Louis Marie Cordonnier, maar de Eerste Wereldoorlog is ook hier spelbreker. Toch raakt de nieuwe Chambre du Commerce, oftewel Nouveau Bourse in 1919 af. Cordonnier heeft zich laten inspireren door de rijkdom en uitstraling van de beroemde Vlaamse stadhuizen van de vroegere Nederlanden. Daarbij hoort ook een belfort, 76 meter hoog, met een automatisch carillon, dat de hele omgeving domineert.
Plantaardige motieven versieren het gebouw en refereren op hun beurt aan de 17de-eeuwse Lillese huizenstijl.
Raak je binnen, dan zie je de Erehal, 25 op 25 meter, met zijn koepel op 17 meter hoogte op met fresco’s versierde zuilengalerijen. En onderin een auditorium met 300 zitplaatsen, de Descampszaal. En er is ook nog een Wintertuin met fresco’s van Émile Flamant.
Wandel nu verder tussen de Rang du Beau Regard en de Nieuwe Beurs. Laat je de weg wijzen door een vergulde hand op een balkon, zodat je in de Rue Grande-Chaussée belandt.
Waarheen wijst die hand?
Over de betekenis van die merkwaardige gouden hand is vreemd genoeg zelfs niets met zekerheid bekend bij de specialisten van het Lillese verleden. Alleen staat het vast dat hij er reeds in de 17de eeuw hier was, toen op de gevel van een houten huis van de familie Hespel.
Rijk geworden door handel namen ze ook deel aan het stadsbestuur als schepenen (wethouders) van Lille.
De Rue Grande-Chaussée wordt aan weerszijden afgezoomd met luxe winkels van bekende kledingmerken. Wat verder sta je even links stil bij nr.23 voor een attribuur op de eerste verdieping.
DRIEMASTER
Rue Grande-Chaussée 23.
Sinds begin 16de eeuw hangt hier dit kenteken van de Auberge de la Nef d’Argent (herberg “Het Zilveren Schip”). In de paardenstallen van deze herberg brak in 1545 de brand uit die een flink deel van deze straat in vlammen zou doen opgaan. Daarbij werden liefst tweehonderd goeddeels houten huizen vernield. Het werd de aanleiding voor de verplichting om voortaan bij nieuwbouw stenen te gebruiken, al kwam die er pas in 1567, meer dan twintig jaar later. Maar al voordien moesten tijdens zeer droge periodes met water gevulde emmers bij de huisdeuren worden klaargezet en op daartoe aangewezen plekken moesten ladders worden geplaatst.
Deze winkelstraat liep tot voor enige jaren uit op een bijzondere viswinkel annex visrestaurant:
A L’HUÎTRIÈRE
Rue des Chats-Bossus 3-7.
Meer dan een eeuw een Lilles instituut voor oesters, maar sinds 28 februari 2016 definitief gesloten.
In 1938 wil eigenaar Pierre Baillieul op de gevel van zijn zaak en binnenin opmerkelijke mozaïeken laten aanbrengen. Daarvoor engageert Pierre de Bretoense artiest Mathurin Méheut, een bekende naam die ook salons heeft gedecoreerd van pakketboten, de voorlopers van onze cruiseschepen. En Méheut mocht zijn werk ook tonen op de Parijse Exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes van 1925, waaruit later de term art deco voortgekomen is.
Hij maakte de blauwgroene zee-mozaïeken op de ingangsgevel rond 1928 en nog drie mozaïeken binnen in de winkel. Het mozaïek boven en onder de etalage is er pas gekomen in 1940-’41 en daar staat de naam van mozaïekartiest Gentil Bourdet op vermeld.
Zo ben je meteen in de Rue des Chats-Bossus beland.
RUE DES CHATS-BOSSUS
De vreemdste straatnaam van heel Lille. Misschien afkomstig van een uithangbord met daarop een kat met een gebogen rug. Wat verder aan de rechterkant zie je zo’n kat over een bierglas gebogen.
Maar er is ook nog een andere verklaring. Vroeger waren hier bedrijven van leerlooiers, die alsl kenmerk boven hun deur de afgestroopte dierenkoppen aanbrachten, ‘cabochus’ in Lilles dialect. En deze straat heette voorheen dan ook Rue des Cabochus. Op 1 februari 1889 wordt dat veranderd in het minder gruwelijk klinkende ‘des Chats Bossus’, katten met gebogen ruggen.
Een klein beetje verder zie je rechts de Place de Patiniers met aan je linkerhand:
FRIPE ME
Place des Patiniers 14.
Hier wordt jongerenkleding per kilo verkocht onder de leuze. Fripe me with style. Je ziet overal weegschalen, op de kleding staat hoeveel die kost per kilo. Wie op pad is met tieners moet rekenen op een half uurtje extra voor deze attractie.
Terug naar de Rue des Chats-Bossus, waar je even verder komt bij de
PLACE DU LION D’OR
Voorheen was hier een relais voor de post met paarden. Dat had een ingang in een passage, die uitgaf op de Rue Saint-Jacques. In dat postrelais met als uithangteken een gouden leeuw (lion d’or) kon ook overnacht worden en zo werd de naam soms verbasterd tot au lit on dort (in bed slaap je). Wanneer tijdens de eerste vergroting van Lille rond 1145 de Kortrijkse Poort wordt gebouwd, nabij de huidige Rue Saint-Jacques (Sint-Jacobsstraat, rechts van het plein) lijkt dit pleintje ontstaan te zijn. Waar nu een boom met rondom een zitbank staat, was voorheen een fontein.
WOON-WINKELHUIS
Place du Lion d’Or 15.
Links van het plein dit oude gebouw uit 1775 en mede daarom als monument beschermd sinds 1927.
LE LION REAL ESTATE
Place du Lion d’Or 34.
Rechts van het plein dit huis met zijn enorme bow-window aan de voorzijde. Ook beschermd.
Wat verder rechtsaf de Place Louise de Bettignies op.
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.