Deze Bollebooswichtpagina is gekoppeld aan de Stapperloot-route Dendermonde.
Wandel deze route met je smartphone.

BAROK (1580-1780)
Het woord barok komt oorspronkelijk als barocco uit het Portugees, waar het door goudsmeden wordt gebruikt om een onregelmatig gevormde parel aan te duiden. In het Spaanse barucca is deze betekenis al versmald tot ‘zonderling’ en ‘onregelmatig van vorm’, het Franse woord baroque leidt ons tot ‘grillig’. Daardoor kiezen in de 19de eeuw historici dit woord voor de hele kunst, inclusief de architectuur, uit de periode van omstreeks 1580 tot 1780. Zij appreciëren de kunst uit deze periode niet bijster, zien er een gebrek aan verfijning en overdaad in. Het is voor hen dus een woord dat afkeur inhoudt. De 19de-eeuwse kunstenaar moet daar zeker geen inspiratie uit gaan putten.

De barok is een vervolg op de renaissance. Bij die laatste stijl is de vormgeving tamelijk rechtlijnig, de opbouw van een gevel strak geordend, met versieringen die teruggrijpen naar de klassieke Griekse oudheid, zoals de kapitelen aan de bovenkant van zuilen. De renaissancestijl leent zich uitstekend voor paleizen en indrukwekkende gebouwen, zonder teveel fantasie. Het is niet toevallig een stijl die ontstaat als de mensen zich bewust worden van hun individuele waarde, niet langer de naamloze persoon binnen een groep, zoals in de middeleeuwen. Dat heeft ook zijn invloed op het denken over God, waarbij de roomse Kerk veel aan macht inboet, mede door het optreden van hervormers als Luther, Calvijn, Zwingli en anderen.

Zwier en dynamiek in de voluut
In de barok wordt aan de renaissancestijl zwier en dynamiek toegevoegd. Er komt beweging in de strakke ordening van een gevel. Dat uit zich bijvoorbeeld in het veranderen van de balusters in een balustrade; dat zijn van die gebeeldhouwde kleine zuiltjes, doorgaans wat dikker in het midden. De barokarchitect laat nu dat dikke middendeel naar boven en naar onderen verschuiven, zodat zo’n hele balustrade een golfbeweging lijkt te maken. Ook de bovenkant van zuilen en de randen van het dak worden nu uit de strakke vorm getrokken en voorzien van veel meer profiel, waardoor ook de rest van het dak meer rond gebogen moet worden om de harmonie te behouden. We zien dus gevels vol krullen en rondingen ontstaan. De vaak platte gevels van de renaissance krijgen weer toppen, maar dan niet spits, doch rond van boven. Wanneer er geveltoppen van verschillende hoogte naast elkaar staan, worden die onderling verbonden met een krul en een tegenkrul, een zogeheten voluut, dat enigszins lijkt op een schuinstaande solsleutel. Op die manier wordt een middengevel vloeiend verbonden met lagere zijgevels, wat vooral bij barokke kerken voorkomt. Ook worden die gevels weer uitbundig versierd met allerlei dooreen gestoken krullen.

Weg met de protestanten en het doksaal !
De rooms-katholieke Kerk gaat de barokstijl gebruiken om haar overwinning op de hervormers dik in de verf te zetten. Tijdens het Concilie van Trente (1545-1563, uiteraard met onderbrekingen) is de strijd tegen het protestantisme gelanceerd in de vorm van een contra-reformatie. De zwierige barokke kerken zien eruit als bouwwerken van een triomferende macht. Hun pronkgevels moeten bij het volk nieuwsgierigheid wekken, om eens te komen kijken wat daarbinnen allemaal gebeurt. En daarbinnen zet zich die versiering voort in stucwerk aan plafonds en zuilen.

In tegenstelling tot voorheen wordt zo’n kerk van binnen niet langer opgedeeld in verschillende ruimtes, zoals een schip, koor, dwarsbeuk en zo meer. Nee, alles wordt zoveel mogelijk tot één geheel samengebracht. In barokke kerken staat het altaar dichter bij de kerkgangers, is de vroegere scheiding tussen schip en koor – gevormd door een doksaal, een soort triomfboog tussen gelovigen en priesters – verdwenen en staat er nu voor het eerst een preekstoel ergens midden in de kerk, zodat de gelovigen er als het ware rond zitten. Dwarsbeuken zijn er vrijwel niet meer, om meer volk te kunnen bergen, worden eventueel galerijen gebouwd, een soort balkons terzijde van het schip, van waaruit je een verdieping lager de priester bezig ziet.     

Je plaatst in de wereld
In de barokkunst is er steeds een spanningsveld tussen licht en donker, goed en kwaad, geest en stof. Het idee  daarachter is dat de gelovige met beide voeten in de realiteit moet blijven staan, terwijl zijn gedachten zich op hemzelf moeten concentreren, nadenkend over zijn plaats in de wereld. De nu ook vaker toegepaste koepel ondersteunt dat idee, want een koepel vangt je blik, maar richt die niet verder omhoog. Daardoor blijven je gedachten je omhullen, worden die als het ware teruggekaatst naar de mens en word je tegelijk even van de omgeving afgeschermd. Het houtsnijwerk van preek- en biechtstoelen herinnert via het thema ‘zondige sterveling, berouwvolle zondaar, verlossing door Christus’ de gelovige permanent aan zijn plaats in dit geheel. Niet langer een onafhankelijk renaissance-denker, maar iemand die het denken ootmoedig overlaat aan de theologen.

Ook de verering voor Maria wordt sterk aangemoedigd in de strijd tegen de hervormers. Want juist de moeder van Christus is voor de protestanten niet zo’n bijzondere vrouw, zeker geen heilige, daarin geloven ze helemaal niet. De roomse Kerk doet er dus alles aan om juist Maria de toppositie in de heiligenverering toe te kennen en in de straten Mariabeelden aan te brengen.

De Kerk domineert echter in de 17de eeuw niet meer het totale maatschappelijke leven zoals in de middeleeuwen. Een toenemend aantal burgers hangt andere geestelijke en morele opvattingen aan en juist doordat de rooms-katholieke Kerk zich zo sterk met de barokstijl identificeert, voelen zij behoefte zich daarvan af te keren. Dus komt er een precies tegengestelde stijl in deze kringen op, waarvan rechtlijnigheid en sobere gevels het kenmerk zijn en dat wordt het classicisme.

Klik voor andere routes op  Routes.
Voor andere Bollebooswicht-items klik je op Bollebooswicht.