Cottagestijl

Deze Bollebooswichtpagina is gekoppeld aan de Stapperloot-route Boechout
Wandel deze route met je smartphone.

COTTAGESTIJL
Voorbeeldlijst onderaan

Hoewel het woord ‘cottage’ eerder een kleine woning doet vermoeden, gaat het doorgaans om vrij ruime buitenhuizen, bescheiden villa’s of ruime stadswoningen. Die zijn dan zo gebouwd, dat ze eerder landelijk dan stedelijk aandoen.

Een cottagehuis telt doorgaans twee verdiepingen en bezit een schuin dak, dat soms van riet is. Bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met houten erkers (vanaf ongeveer 1870), balkons, dakkapellen en de vensters worden met roeden in kleine ruitvlakken verdeeld. Vaak zie je ook bijzondere schoorstenen en een portiek met houtsnijwerk.

Door allerlei in- en uitsprongen van de gevel met loggia’s en erkers ontstaat een onregelmatig, soms tamelijk ingewikkeld totaalbeeld. Die loggia’s en erkers zijn niet zomaar fantasietjes, ze hebben als doel om de natuur de woning binnen te halen (loggia’s) of de bewoners in de natuur te brengen (erkers). Bovendien zorgen uitsprongen voor extra zoninval. Het vaak toegepaste imitatie vakwerk moet dan weer het platteland suggereren, waarbij stucco geveldelen met fijn hout worden bekleed. Dakkapellen aan verschillende kanten van de ook nogal eens naar diverse richtingen uitstekende daken bieden afwisselende panorama’s op de omgeving, wat vooral boeiend is wanneer zo’n cottagewoning in heuvelachtig bosgebied ligt of zelf een royale tuin bezit.

De inspiratie voor deze stijl is uit Engeland komen overwaaien, waardoor ook wel van Engelse landhuisstijl of Anglo-Normandische stijl wordt gesproken. De Engelse architect John Nash gaat reeds begin 19de eeuw het strakke classicisme met zijn grote rechte vlakken en symmetrische gevels combineren met het pittoreske uitzicht van de Angelsaksische plattelandstraditie van bouwen. Daarbij overheersen juist onregelmatige volumes met lokale materialen. Nash is de schepper van het Londense Regent’s Park met de onregelmatige waterpartij van de Serpentine-vijver en hij heeft het Koninklijk Paviljoen in de Zuid-Engelse badplaats Brighton ontworpen, een sprookjesachtige mix van Moorse en Indiase bouwstijlen.

J.B. Papworth publiceert in 1818 zijn boek Rural Residences, waarin deze pittoreske bouwstijl onder de aandacht wordt gebracht. Het is ook de tijd waarin op grote domeinen in de Engelse landschapstuinen allerlei nutteloze bouwsels worden opgetrokken, puur voor het zicht, zoals ruïnes, tempeltjes, grotten en torens. Destijds werden deze dingen ‘fabriekjes’ genoemd, nu spreken we vaak over ‘follies’.

Vanaf 1854 vormen een aantal schilders in het kleine stadje Cranbrook in het Engelse graafschap Kent de ‘Cranbrook Colony’. Zij vinden inspiratie in 17de-eeuwse Vlaamse en Nederlandse schilderijen met thema’s uit het dagelijks leven. Binnen deze kunstenaarsgroep ontstaat een samenwerking tussen de architecten Richard Norman Shaw en Eden Nesfield, die zich laten inspireren door de plattelandswoningen van arbeiders in Kent. De kenmerken daarvan passen ze toe op landhuizen voor de betere klasse.

In 1859-’60 bouwt Philip Webb een bakstenen woning, The Red House, voor binnenhuisdecorateur William Morris, een van de grondleggers van de Engelse Arts & Crafts-beweging. Die woning is een royaal buitenhuis in onregelmatige pittoreske stijl, met allerhande aanbouwsels. Heel wat elementen zijn aan typisch Britse hoevetjes ontleend, maar dan toegepast op een gesofisticeerde wijze in een comfortabel landhuis. In plaats van ‘statig’, zoals landhuizen uit de vorige Victoriaanse periode, is de eerste indruk vooral schilderachtig en gezellig.

Wanneer een decennium later Richard Norman Shaw daar nog houten balkons en delen in vakwerk aan toevoegt, hebben we het model van wat later de cottagestijl zal worden, die zich vooral gaat doorzetten in residentiële stadswijken en de omliggende dorpen, waar de stedelijke bovenlaag zijn buitenverblijven laat bouwen.

Begin 20ste eeuw komt een tweede generatie architecten die in cottagestijl bouwen in Engeland aan bod, met Charles Voysey en Baillie Scott als belangrijkste vertegenwoordigers. Zij creëren lagere vertrekken en witte wanden, waardoor ze ongewild invloed uitoefenen op het prille modernisme, wat echter een totaal andere bouwstijl is, die na de Eerste Wereldoorlog doorbreekt.

In België begint rond 1840 de cottagestijl door te dringen, met name langs de kust. Tussen 1902 en 1904 ontwerpt architect Albert Dumont een hele wijk in De Panne, die hij samen met architecten als Georges Hobé en Jozef Viérin uitwerkt tot wat nu als Dumontwijk bekend staat, die sinds 1995 beschermd is. In Koksijde is het Gaston Lejeune, die mee de Village Sénégalais uitbouwt, een verkaveling die de Franse promotor A. De Blieck in 1905 van het gemeentebestuur heeft gekocht. Lejeune is ook de ontwerper van de Villa Belvédère bovenop een van de hoogste duinen in het centrum van Oostduinkerke-Bad, gebouwd voor de Leuvense professor Ranwez in 1924.

De cottagestijl in velerlei variaties kan zich enigszins handhaven naast nieuwe stijlen als art deco en modernisme in het interbellum, de periode tussen beide Wereldoorlogen. Vandaag wordt de term cottagestijl vooral door binnenhuisinrichters gebruikt, al beginnen ook bouwmaatschappijen hun ontwerpen weer met dit woord aan te prijzen, nu het idee van de pastoorswoning voorbij lijkt.

Voorbeelden van cottagestijl

Belgische Kust
1901 Villa Doudou, Zeedijk 155, De Panne-Dumontwijk.
           Architecten Albert en Alexis Dumont. 
1902 Tramstation De Haan-aan-Zee, Nieuwe Rijksweg 1, De Haan.
           Architect G. d’Hayer. Nu Toeristische Dienst. 
1908 Villa’s Lisette, Chantecler, ’t Everzwijntje, Bortierlaan 5-7-9, De Panne-Dumontwijk.
1912 Grand Hôtel Belle Vue, Koninklijk Plein 5, De Haan.
           Architect Oscar Dumont.
1912 De Zonnebloem / Claudie, Hoge Duinenlaan 31-33, De Panne-Dumontwijk.
           Architect Alfred Knein.
1913 Villa’s Jan-Pol en La Guadeloupe, Bauwenslaan 2-4, Koksijde.
           Architect Gaston Lejeune. Nu B&B Loxly Cottage.
1913 Villa Suécia, Halmenstraat 3, De Panne-Dumontwijk.
           Architecten Albert en Alexis Dumont.
1920 Ma Normandie, Koninklijke Baan 9, Den Haan.
1920 Drie huizen, Portiekenlaan 2-4-6, Westende.
1920 Villa Les Clochettes, Zeedijk 358, Westende.
1921 Predune, Duinenlaan 116, Westende. 
1922 Les Pommiers, Brugsesteenweg 19, Nieuwpoort-Sint-Joris.
          Architect A. Hannaert. 
1923 De Barkentijn, Albert I-laan 124-126, Nieuwpoort-Bad.
          Architect David Léon i.o.v. baron Benjamin Crombez, grondeigenaar. Nu Vakantiecentrum.
1924 Villa Belvédère, La Charitéstraat 12, Oostduinkerke-Bad.
           Architect Gaston Lejeune.
1927 Welkom-Zeesymphonie-Le Tourmentin, Duinkerkendreef 20-22 / Meeuwendreef 17, Knokke-Heist.
           Architect E. Goethals.
???? Villa’s Les Algues + Les Ajoncs, Zeedijk 99-100, Koksijde.
???? Villa’s Les Eglantines, Les Argousier, Lizette, Koning Albertplein 1-2-3, De Panne.
          Architect Georges Hobé.
Villa’s Sans Gène + Suzette, Zeepannelaan 37-39, Sint-Idesbald.

Antwerpen-Parkwijk Den Brandt
1921 Villa, Berkenlaan 32, Antwerpen-Wilrijk.
           Architecten Leopold De Coninck en Maurice Potié.
1921 Villa Coccinelle, Hagedoornlaan 15, Antwerpen-Wilrijk.
           Architecten Leopold De Coninck en Maurice Potié.
1922 Villa, Della Faillelaan 53, Antwerpen-Wilrijk.
            Architecten Leopold De Coninck en Maurice Potié.
1923 Villa, Groenenborgerlaan 150, Antwerpen-Wilrijk.
            Architecten Leopold De Coninck en Maurice Potié.
1927 Tudor Nook, Seringenlaan 6, Antwerpen-Wilrijk.
             Architecten Leopold De Coninck en Maurice Potié.

Elders
1890 Villa Johnny + Villa Rosy, Wouwstraat 32-34, Mortsel.
1893 Pharazijnshof, Kapelsestraat 37-41, Kapellen.
          Architect Michel De Braey. Nu Koninklijk Atheneum.
1899 La Châtaigneraie / Kastanjehof, Jan Frans Willemsstraat 67, Boechout.
1900 Vrij en Blij, Borsbeeksesteenweg 21, Boechout.
1905 Villa Saint-George / Joire, Felix Verhaeghestraat 27, Waregem.
1906 Villa Lannoo, Kasteelstraat 99, Tielt.
           Architect Henri Vanden Broucke.
1909 Villa, Waterdreef 13, Gent-Sint-Amandsberg.
           Architect Jan Rooms.
1912 Villa, Kortrijksesteenweg 1004, Gent.
           Architect J. Hayaert.
1920 Villa, Baron Ruzettelaan 122, Brugge.
1921 Domein met tuinpaviljoen, Museumlaan 28, Tervuren.
          Architect Alfred Knein.
1926 Villa, Edgard Blanquaertstraat 3, Gent-Mariakerke.
           Ontwerper: aannemer Leon Blanchaert.
1933 Reenheiden, De Lusthoven 41, Arendonk.
1934 Stoktschehof, Koningin Astridlaan 58, Turnhout.
          Architect Florent Vaes.

Klik voor andere routes op Routes
Voor andere Bollebooswicht-items klik je op Bollebooswicht