Wandelroute DENDERMONDE deel 1

De groene vlakken wijzen je de weg.

In de blauwe vakken staat wat je ziet.

Witte vakken vertellen de details van het verhaal.            Kies zelf wat je interesseert. 
Dit is het langste routedeel: 1,90 km.

Ben je nieuwsgiering naar een onderwerp in oranje? Klik er op en je krijgt een interessante link. Meestal staat onze Bollebooswicht dan klaar om je er alles over te vertellen.︁ Om terug te keren naar de route klik je links boven op de pijl naar links. Dat geldt ook voor plattegronden.

Speciale verhalen zijn oranje omkaderd om ze snel terug te vinden.

Eerst even rondkijken op het Statieplein.

STATIEPLEIN
Het is hier druk op 2 januari 1837, koning Leopold I is in hoogsteigen persoon aanwezig. Om 3 uur ‘s middags stoomt ‘Le Bayard’ vanuit Mechelen binnen onder het gedaver van vijftien saluutschoten als eerste trein op de nieuwe lijn Mechelen-Dendermonde-Gent. Nog twee treinen afgeladen met gasten zullen het stoomros ‘Beiaard’ volgen.

Sporen van het begin
Met je gezicht naar het station zie je links een viaduct het spoor overbruggen. In 1837 is daar nog een gewone overweg met vlabij een eerste eenvoudig houten stationnetje en een kleine goederenloods. 

HOU ZE BUITEN !
In 1837 kan er geen sprake van zijn, dat een trein diep in de stad doordringt, hij blijft aan de buitenkant. Zoals de meeste andere steden, is Dendermonde omgeven met versterkte dijken, waarvoor aan de veldzijde brede grachten liggen. Doorbreken van de wallengordel betekent een bres in de verdediging.

Daarnaast is ook de grond buiten de stad een stuk goedkoper en hoeft er niet veel gesloopt te worden, waardoor het aanleggen van een spoorlijn snel opschiet.

STATIONSGEBOUW
Statieplein
In 1849 krijgt Dendermonde zijn eerste echte station van baksteen, waarschijnlijk ontworpen door Auguste Payen, die voor de staatsspoorwegen heel wat stations heeft gerealiseerd.  Links waar je ‘Fietspunt’ ziet staan is dat station nog aanwezig. Ooit wit bepleisterd, maar die bekleding is er in 1928 vanaf gehaald. Het is dan geen reizigersstation meer, maar een woning voor de stationschef en zijn gezin – dat zie je aan de voordeur – en als magazijn of kantoor voor spoorwegdiensten.

Particuliere ondernemingen zorgen voor snelle uitbreiding van het aantal spoorverbindingen: 1877 Sint-Niklaas via Hamme, 1881 Brussel via Asse en Antwerpen via Boom. Die uitbreiding vraagt om een groter station, dat er in 1881 komt. Maar … opnieuw van hout, hoewel er al eerder in steen is gebouwd.

OP EIGEN HOUTJE
Uit 1791, van voor het bestaan van België als staat, dateert een decreet, dat oprichting van stenen gebouwen in een straal van 380 meter rond stadsvesten verbiedt. Want daarin kan een vijand zich verschansen, terwijl een houten gebouw snel gesloopt of in brand gestoken is. Als men in 1849 een stenen station bouwt, is men er echter nogal gerust in, dat er weinig vijanden te vrezen zijn.

 Dat verandert als 22 en 24 februari 1848 in Parijs een volksrevolutie uitbreekt, die koning Louis-Philippe naar Engeland doet vluchten. Op 10 december 1848 wordt Louis Napoleon, neef van Napoleon Bonaparte, president van de nieuwe republiek Frankrijk. Enkele jaren later laat hij zich via een staatsgreep tot keizer Napoleon III kronen. Nu begint België zich zorgen te maken. Van de Grote Mogendheden moet dit land neutraal blijven en daarom moeten we ons grondgebied zelf zien te verdedigen. Dendermonde behoort tot de acht versterkte steden, die als steunpunt moeten dienen voor de Vesting Antwerpen. Vanaf dat moment mag er opnieuw niet meer in steen worden gebouwd, zodat het nieuwe station een prachtig houten gebouw wordt.

Het zal pas in mei 1940 verdwijnen, nog wel door toedoen van de stationschef zelf. Die denkt oprukkende Duitsers aan het begin van de Tweede Wereldoorlog een hak te zetten door het station in brand te steken. Veel hinder hebben die daar niet van ondervonden.

HUIDIGE STATION
Nog even een blik op het huidige station. Daaraan is nog tijdens de Tweede Wereldoorlog begonnen, kort na het afbranden van de houten voorganger. Het architectenduo Josse en Maurice Kriekinge krijgt opdracht een nieuw gebouw uit te tekenen en ze kiezen voor een stijl die twijfelt tussen Nieuwe Zakelijkheid en Modernisme.  Het wordt een langgerekt gebouw in gele baksteen, waar toch een duidelijk verschil bij valt op te merken met de stenen voorganger uit 1849. Dit is niet langer een soort woonhuis met aanbouwen, maar een functioneel bouwwerk dat eerder aanleunt bij industriële complexen. De seinpost helemaal links is een latere toevoeging, een soort verkeerstoren voor treinen.

Wie ooit per trein Brugge heeft bezocht, zal enige gelijkenis ontdekken met het station aldaar. Dat hebben dezelfde architecten even eerder ontworpen.

En nu op weg: verlaat het Statieplein via de Stationsstraat, die rechts van het plein weg loopt als je met je rug naar het spoor staat. Ga rechts ter hoogte van de speeltuin tussen de hagen door het Stadspark in en wandel via de paden richting stad, zodat je aan een monument komt.

ROS BEIAARD
Stadspark

In 1959 bestaat de Dendermondse afdeling van de Vlaamse Toeristen Bond 35 jaar.  De VTB schenkt dan aan Dendermonde een beeld. Aan beeldhouwers uit de streek wordt gevraagd een maquette in te zenden. De uit Aalst afkomstige Marc De Bruyn is een van hen. Zijn ontwerp: een twee meter hoog Ros Beiaard, dat uit het water opspringt naar de vrijheid en het herwonnen leven. Dat haalt het van onder meer de Dendermondse beeldhouwer Jos De Decker.

Het Dendermondse schepencollege zit evenwel met die keuze verveeld. Er is een historische vete tussen de inwoners van Dendermonde en die van Aalst, juist rond dat Ros Beiaard. “’t Ros Beyaert doet syn ronde / In de stad van Dendermonde / Die van Aalst die syn zoo quaet / Omdat hier ‘t Ros Beyaert gaet”, zo pochen de Dendermondenaren over hun tienjaarlijkse Ros Beiaard-ommegang en ze noemen hun stad dan ook graag de Ros Beiaardstad.
Aalst laat als reactie daarop in zijn carnavalsstoet als spot met de Dendermondenaren een Ros Balatum opdraven. En laat het nu net Marc De Bruyn zijn, die dat Aalsterse carnavalspaard heeft ontworpen!
Het Dendermondse stadsbestuur vraagt Marc vrijwillig van deelname aan de wedstrijd af te zien. Marc houdt zich echter van de domme en krijgt uiteindelijk toch de opdracht voor dit beeld, dat op zondag 19 april 1959 hier onthuld is.

Het ros uit witte Franse hardsteen heeft echter niet de vier heemskinderen uit het gelijknamige middeleeuwse verhaal op zijn rug, maar ze staan kleintjes onder de krachtige voorpoten. De Bruyn heeft ervoor gekozen om Beiaard na diens verdrinking in de Dender weer te laten oprijzen, daarmee herinnerend aan de vele verwoestingen die Dendermonde zelf ondergaan heeft in zijn geschiedenis en die het ook telkens weer te boven is gekomen in een herwonnen vrijheid.

Het valt wel op, dat dit standbeeld wat weggemoffeld is tussen het groen, op een plek waar weinig volk langs komt.

Wandel door dit park tot het eind van de Stationsstraat, die op een drukke rotonde uitkomt. In het midden zie je opnieuw het

© Foto Vera Seppion

ROS BEIAARD
Rotonde Leopold II-laan/Brusselsestraat
Blijkbaar gunden de Dendermondenaren Marc De Bruyn niet echt alle eer en dus komt er in 1995 deze bronzen versie van het Ros Beiaard, ditmaal van Jan Demarets. Het initiatief gaat uit van Ronde Tafel 57, een serviceclub die nogal wat winst heeft gemaakt met een boek over ‘Dendermondse Schildersschool’ en met dat geld iets leuks voor de stad wil doen. Het 3,50 m hoge bronzen paard is geen lichtgewicht, 1500 kg schoon aan de haak. De witte sokkel van Balegemse zandsteen moet je zien als een offertafel en wie goed kijkt, ontdekt in de opengewerkte buik van het paard een kikker. Die kwaakt hier sinds zondag 17 december 1995 vanaf 18 uur.

De heemskinderen zitten op de paardenrug als gebronsde kerels. Het volledige verhaal krijg je straks, nu vertellen we alleen dat om de 10 jaar in Dendermonde een Ros Beiaardommegang uitgaat waarin een evocatie wordt gegeven van episodes uit de lokale geschiedenis en het Vier Heemskinderen-verhaal. Met als sluitstuk van de stoet een aantal historische groepen, legendarische ommegangdieren als de Walvis en de Knaptanden, de drie Dendermondse reuzen Goliath, Mars en Indiaan en uiteindelijk het reusachtige Ros Beiaard. Dat 4,85 m hoge paard weegt maar liefst achthonderd kilo en wordt gedragen door twaalf ‘pijnders’, zoals in de middeleeuwen de havenarbeiders die de schepen losten werden genoemd. Pijnlijk voor de jonge ruiters wordt het om gedurende heel de ommegang de benen gespreid te houden langs weerszijden van de twee meter brede paardenrug.

Het bijzondere aan de ruiters: het moeten vier broers zijn, geboren uit dezelfde Dendermondse ouders, zonder dat er een meisje tussen die opeenvolgende geboorten zit. Steeds is het dan ook een spannend gebeuren, welk viertal wordt uitverkoren. Bij een vierde zwangerschap als er reeds drie jongens zijn geboren, wordt dan ook telkens de gedachte aan een heemskinderenkwartet alvast naar voren gebracht door de omgeving van het echtpaar.

Ben je minder geïnteresseerd in industriële archeologie, dan kan je hier de route inkorten. Wandel dan vanaf de rotonde rechtuit de Brusselsestraat in en volg die tot het einde, waardoor je op de Vlasmarkt uitkomt. 
Daar kan je opnieuw aansluiten op onze route.
Klik dan op de knop hieronder voor de tekst van deel 2. 

Onze hoofdroute gaat eerst door een wijk met een industrieel verleden.  Steek de Sint-Gillislaan over en wandel de brede Leopoldlaan op. Vrij spoedig zie je aan je rechterhand de

BRUSSELSE POORT
Leopoldlaan
Een overblijfsel uit 1822 van de Hollandse versterkingen, die na de val van Napoleon bij Waterloo in 1815 werden aangelegd. Na 1830 – het ontstaan van België – zijn ze de hele 19de eeuw intact gebleven. Ze vormden daardoor, zoals ook bij andere vestingsteden, een fikse hinderpaal om uit te groeien tot een modern Dendermonde. Pas in 1906 mogen ze van het Ministerie van Oorlog worden gesloopt. Dat gebeurt dan ook met de Gentse Poort, maar deze Brusselse Poort en wat verderop ook de Mechelse Poort blijven behouden. Dat kan, omdat hier ‘doorsteken’ worden aangelegd, die van buiten Dendermonde komende wegen rechtstreeks laten aansluiten op straten binnen de stad.

HOE ZAT DAT HIER PRECIES ?

Stel je het even voor: de brug achter deze binnenpoort loopt over een stuk vestinggracht, waardoor je op een eilandje in het water – een zogeheten ravelijn – komt, dat stevig ommuurd is. Je maakt daar een 90°-bocht naar rechts, om via een tweede poort en de daarachter liggende brug over het vestwater aan te sluiten op de Brusselse Steenweg buiten de stad. Legers konden zo nooit rechtstreeks zo’n stadspoort aanvallen of beschieten vanaf de hoofdweg.

Valbruggen
Om het allemaal nog wat moeilijker te maken, kan van de toen nog houten bruggen het gedeelte dat direct aansluit op de poorten worden opgehaald, dat waren valbruggen. De metalen rails aan weerszijden aan de binnenzijde van deze Brusselse Poort en de daarbij behorende katrollen, zijn onderdelen van het ophaalmechanisme. Zo’n valbrug hing langs de buitenzijde aan kettingen, die over wielen door de poortmuren heen lopen. Om bij het neerlaten de brug tegen te houden zonder daarvoor tien sterke mannen nodig te hebben, worden tegengewichten gebruikt. Dat helpt vooral wanneer een stevige wind vat op zo’n brugdek heeft. Dan wordt een snelle actie erg moeilijk, terwijl dat juist in noodsituaties van belang is.

Maar zelfs met contragewichten blijft het moeilijk om zo’n zware valbrug geleidelijk te laten zakken, want eenmaal in beweging, versnelt zo’n brug spontaan. Daarom is hier een speciaal systeem toegepast. De rails waarover het tegengewicht loopt volgen een nauwkeurig berekend gebogen traject, waardoor er op elk moment een evenwicht is tussen het gewicht van de brug en het contragewicht aan deze kant. Zo kan zo’n valbrug in elke stand worden stilgezet zonder extra kracht en ook heel geleidelijk en met geringe inspanning worden neergelaten.

Het is een uitvinding uit 1734, die hier is toegepast en waar nog weinig voorbeelden van bestaan. Het hele systeem was destijds wel in aparte bijgebouwtjes geïnstalleerd, waardoor de poortdoorgang aan de stadszijde even smal was, als de brug over de gracht.

De poort zelf verschilt flink van de middeleeuwse constructies. Die hadden zware torens opzij en vaak een spits toelopende doorgang. Soms waren de torens uitgerust met kantelen, zoals we dat nog kunnen zien bij de Brusselse poort in Mechelen. Deze poort is echter neoklassiek, de bouwstijl die in de 19de eeuw voor overheidsgebouwen gebruikelijk is. Vrij rechttoe-rechtaan, zonder teveel franjes, alleen wat randen en hoekblokken als versiering.

Abdijrecuup
Wat je niet ziet is de baksteen, waaruit de poort in feite is opgebouwd. Je ziet wel de daarop gehechte witte zandsteen en blauwe hardsteen, allebei gerecupereerd van de afgebroken abdij van Affligem. Natuurlijk staat deze poort aanvankelijk niet zo eenzaam opgesteld, maar sluit links en rechts aan op een aarden vestingwal. De poort werd bewaakt en die wachters hadden een wachtlokaal, maar dat is bij de aanleg van de Leopoldlaan in de jaren 1930 verdwenen. De oorspronkelijke houten brug is een decennium later door een stenen vervangen.

Tussen 30 april 2001 en 4 februari 2003 heeft de Wilrijkse firma n.v. Verstraete en Vanhecke deze poort gerestaureerd naar een ontwerp van architectenbureau Van Severen.

Ga terug naar de Leopoldlaan en wandel tot aan het zebrapad links, waar je oversteekt. Links van je staan er twee kleine huizen met daartussen een hek, die we even nader bekijken.

FABRIEKSINGANG KATOENFABRIEK
L.GORUS et De BLOCK
Leopoldlaan 11-13.
Vanaf midden 19de tot halfweg 20ste eeuw floreert in Dendermonde de textielindustrie, waarbij in een handvol grote bedrijven katoen wordt gesponnen, geweven en bedrukt. Peter De Block begint daarmee op deze plek en wanneer zijn dochter Elisa trouwt met Leo Gorus, wordt het bedrijf onder de nu wat verlengde naam rond 1880 de belangrijkste katoenfabriek van de stad.

Door de spijlen van deze poort zie je recht voor je een restant van een fabriekshal, met links nog een schoorsteen. Schuin rechts staat een villa die in bouwstijl aardig aansluit bij de huisjes links en rechts van deze poort. Die directeurswoning laat Leo in 1880 bouwen door architect Pieter Van Kerckhove, een Sint-Niklazenaar die als provinciaal architect zich een jaar eerder al heeft laten opmerken bij de bouw van de Gendarmeriekazerne, even verderop langs deze laan. De traptoren die je van hieruit goed ziet, had ooit een hoger puntdak, daarna een opengewerkte smeedijzeren top, maar is nu gescalpeerd. Monumenten verdwijnen zelden ineens, het gaat bijna ongemerkt, zodat men eraan went.

VILLA GORUS-De BLOCK / Le CHÂLET DU BOULEVARD / TORENHOF
Leopold II-laan 15.
Het naambord spreekt over De Wolf n.v., maar ons verhaal heeft het over naar de haaien gaan. Want dat is wat er met Leo’s bedrijf gebeurt: op 14 maart 1893 is hij failliet. Een slechte gewoonte, die vaker voorkomt bij Dendermondse textielnijveraars en vooral veel ellende voor hun arbeiders inhoudt. Hun bazen gaan wat later gewoon in een andere combinatie verder, in dit geval als La Termondoise vanaf 20 maart 1894. Hier worden dekens, dweilen uit geperste katoenresten, paklinnen en zakken gemaakt.

Gorus is een overtuigd christelijk mens en dat hebben zijn arbeiders geweten: “Men zal het werk beginnen en eindigen met ten minste het teken des Kruizes, om over hetzelve den zegen Gods te bekomen”, zo begint hun arbeidsreglement in 1893. Slecht gedrag wordt bestraft met direct ontslag en ook vloeken is beslist verboden. Als we het vandaag hebben over ongewenste intimiteiten op het werk, is dat dus geen nieuw verschijnsel, want dat slecht gedrag omvat vooral ‘aanslagen tegen de zeden en onkuise gesprekken’.

La Termondoise houdt het vol tot halverwege de crisis van de jaren ’30 van de 20ste eeuw, maar gaat op 6 februari 1937 toch ten onder. Maar ook nu is er weer redding vanuit de kring der grootindustriëlen: de aanpalende textielfabriek Anciens Etablissements Philips-Glazer et Fils koopt gebouwen en materiaal op en we zijn opnieuw vertrokken. De Tweede Wereldoorlog wordt overleefd, maar in 1955 is Philips-Glazer door toenemende concurrentie uit lageloonlanden genoodzaakt af te slanken en worden de oude Termondoise-gebouwen verkocht.

DENDERMONDSE FAMILIEBEDRIJVEN
De geschiedenis van Philips-Glaser is echter zo karakteristiek voor die Dendermondse familiebedrijven, dat we die nog even verder uitspinnen, om in de terminologie te blijven.

Philips-Glaser
De op 1 juli 1777 in het naburige Baasrode geboren Josse Philips trouwt op 9 september 1819 met de 22 jaar jongere Barbara Glaser en zij starten wat later met een spinnerij aan de Brusselsestraat in Dendermonde. Vooral de export van dekens naar de Verenigde Staten is zeer succesvol. Ze worden er als ‘Belgian Philips Blankets’ aan de man gebracht. Later ontdekt Josse, dat je die weefsels goed kan gebruiken als dweil, wanneer je zo’n deken in kleinere stukken snijdt. Vloeren worden makkelijker schoon en droog met zo’n dweil, dan met de oude vodden waarmee dat tot die tijd gebeurt.

Na de dood van Josse op 7 april 1871, zet zijn weduwe het bedrijf voort met haar zonen. Reeds het jaar daarop volgt een flinke uitbreiding vanuit de Brusselsestraat achterdoor naar de Leopoldlaan, waar de kantoren komen en een nieuwe hoofdingang. Er worden nu ook verpakkingszeildoek en gewatteerde bedspreien aan het productengamma toegevoegd.

De Eerste Wereldoorlog betekent de verwoesting van het bedrijf, maar de naar Engeland uitgeweken zoon Arthur koopt daar nieuwe weefgetouwen, zodat na de oorlog de productie weer snel hervat kan worden. Bij diens dood in 1928 laat hij een bedrijf achter met 6000 spillen in de spinnerij en 50 weefgetouwen, waarop onder meer Jacquard-dekens worden gemaakt.

Na de Tweede Wereldoorlog gaat het echter in een steeds dalende lijn, wordt de fabricage ingekrompen tot dweilen en wollen dekens, om uiteindelijk eind jaren 1960 tot volledige sluiting over te gaan. Het is een lot dat dit bedrijf deelt met de andere Dendermondse textielfabrieken, waarmee deze industrie uit het stadsbeeld verdwijnt.

Even naar rechts opschuiven voor een totaal ander gebouw.

TURNZAAL VAN HET LYCEUM
Leopoldlaan 17.
Vandaag heet deze onderwijsinstelling de Zwijveke Middenschool, waarbij het eerste deel van de naam op een hele wijk slaat, waarin we zo meteen dieper doordringen.

Deze turnzaal dateert van na de Tweede Wereldoorlog en is een voorbeeld van moderne architectuur, die toch nog een zweem bezit van de neiging tot versiering uit vroegere stijlen. Zo is er die toren, die niet direct functioneel is voor een schoolgebouw. De klokken hebben natuurlijk wijzers gehad, zodat leerlingen konden zien hoeveel minuten ze te laat waren.

Ga verder langs de Leopoldlaan tot je rechts aan het Jazz Centrum Vlaanderen komt. Ga links langs dat huis aan de straat naar de wallen achterin.

© Foto André Bongers
© Foto Vera Seppion

BASTION V
Leopoldlaan 12A.

Op 6 maart 1965 heeft Bert Heuvinck de Honky-Tonk Jazz Club opgericht. Deze Dendermondse jazzclub is een vaste waarde in het Belgische jazzcircuit, waar internationale artiesten als Ray Charles hebben opgetreden. De club is gevestigd in een kazemat, die vanaf 1829 tot 1830 als Hollands laboratorium van de artillerie heeft gediend. Het moet een van de laatste vestingwerken zijn, die het Nederlandse regime in deze stad heeft aangelegd.

Een kazemat is een bescherming voor manschappen of voorraden. In de middeleeuwen was dat een verplaatsbare beschutting, later zijn kazematten ingebouwd in vestingen, waarbij het om ruimten gaat, afgedekt met stevige bakstenen gewelven. Doordat er zoals hier een dikke laag aarde op wordt aangebracht, wordt zo’n kazemat bomvrij. Soms staat er in zo’n kazemat geschut opgesteld en dan moeten er schouwen aangebracht worden naar boven om de kruitdamp weg te krijgen, maar dat is in Dendermonde nergens het geval geweest.

In het jazzcafé aan de straatzijde wordt een overzicht gegeven van het bestaan van de Honky Tonk Jazzclub. Het in 2002 opgerichte Jazz Centrum Vlaanderen huist pal naast de jazzclub. Hier vinden lezingen plaats. en kan je expo’s bezoeken op woensdag en zaterdag tussen 13.30 en 16.30 uur.

Even oversteken en de route aan je linkerzijde via de Leopoldlaan vervolgen.

” Hier waak ik “
Op huis nr. 39  een draak van een deurklink.

Ga nu de eerste zijstraat links in, de Lindanusstraat.

LINDANUSSTRAAT
Als er iemand was, die bekommerd was om zijn stad, was het beslist David van der Linden, een 17de-eeuwse intellectueel, die zijn naam volgens de humanistische mode verlatiniseerd tot Lindanus.
De uit Gent afkomstige David verdient hier de kost als griffier-pensionaris van het Land van Dendermonde, een bestuurscollege dat over de stad niets te zeggen heeft, maar des te meer over het omringende platteland.

Van opleiding is hij rechtskundige, uit interesse geschiedschrijver. Omwille van die laatste kwaliteit heeft hij zijn straatnaam verdiend. Zijn De Tenraemonda libri tres is een geschiedenis van deze stad uit 1612, gedrukt bij Verdussen, naast de beroemde Plantin-Moretus een van de bekendere namen in het Antwerpse drukkerswereldje uit die dagen.

De titel van het boek wijst erop, dat de stad ooit Tenremonde werd genoemd. Van in de middeleeuwen tot aan de Franse bezetting was dat zelfs de officiële stadsnaam. Nabij de stad Leuze in de Waalse provincie Henegouwen lag de heerlijkheid Tenre, waar de rivier de Dender ontspringt en vermoedelijk haar naam aan ontleent.

Van der Linden is ‘op stand’ getrouwd met een jonkvrouw, Anna van der Sijpen, woont in de Savaanstraat waar de veemarkt wordt gehouden en geeft daar les aan een hogeschool. Op 21 september 1638 verliest Dendermonde een stukje van haar geheugen.

Meteen rechts in de Lindanusstraat zie je een inham en als je die inloopt zie je een paar huizen, die hier rustig achterin liggen. Ze lijken al enigszins op een beluik, maar we beloven je graag een betere versie. Wandel dus nog wat verder deze straat in.

Als je hier even op de huisnummers aan de rechterzijde let, merk je na nummer 66 plots iets vreemds, het volgende huis draagt het nummer 38. Het geheim schuilt achter de doorgang, wandel dus naar binnen.

BELUIK GORUS-De ZEEUW
Lindanusstraat 40-64.
Je staat hier in een verrassende binnentuin, waaraan de ontbrekende huisnummers grenzen. Dit is niet wat Nederlanders een hofje noemen, maar een beluik.

Bij een hofje, of op z’n Vlaams een godshuis, gaat het over huisjes voor bejaarde of zieke mensen, die daar kunnen wonen dankzij een weldoener of als lid van een gilde of ambacht.

Een beluik, soms ook fortje genoemd, is een verzameling huisjes waar arbeidersgezinnen een onderkomen vinden, vaak verbonden aan een nabije fabriek. In dit geval ging het om het bedrijf van Judocus Goris-De Zeeuw, een handelaar in koloniale waren, die ook een eigen zoutziederij aan de Beurzestraat bezat, waarvan je even verderop nog een laatste restant te zien krijgt. Hij laat deze huisjes bouwen in 1888 en ze worden nu gerenoveerd door een particuliere eigenaar.

Overbevolking en cholera
Wat nu aangenaam oogt, zo midden in de stad, was destijds minder ideaal. Doorgaans waren beluiken behoorlijk overbevolkt, doordat de gezinnen nogal wat kinderen hadden. In de huisjes ontbrak elk sanitair, dat was gemeenschappelijk voor alle bewoners ergens in een apart hokje ondergebracht. Ook voor water moet iedereen naar een centraal opgestelde pomp. Beluiken waren daardoor haarden van besmetting in tijden van cholera.

Dit beluik is mooi bewaard. In de parallel met de Lindanusstraat lopende Sint-Jacobsstraat, staat nog achter een bakstenen doorgang een rij huisjes tussen het onkruid te verkommeren. Veel beluiken werden aangelegd in tuinen van iets beter behuisde burgers. Zodra de huisvesting voor arbeiders erop vooruit ging zijn ze grotendeels verdwenen.

Wanneer je het beluik verlaat zie je recht tegenover je een lange gang met aan het eind de achterzijde van de beroemde Dendermondse gevangenis.

                    THE GREAT ESCAPE

Op zaterdag 19 augustus 2006 om twee uur ’s nachts slaagt de Kosovaar Peraj Konto erin om het slot van zijn celdeur te forceren. Samen met zijn celgenoot Zakaria Elaagbani – van Belgische afkomst – gijzelen zij drie cipiers, die ze dwingen om hun celsleutels af te geven. Daarmee kunnen ze 26 mede-gevangen bevrijden, die zich spoorslags uit de voeten maken door over de gevangenismuur te klauteren. Uiteraard grote ophef op politiek vlak omdat deze gevangenis al lang als verouderd wordt beschouwd. 

Lang profiteren Peraj en Zakaria niet van hun vrijheid, ze worden reeds in 2006 en 2007 opnieuw gevat. Ook de meeste andere ontsnapten worden in de jaren nadien weer opgepakt.

Ga de straat verder door en sla de eerste straat links in, de Leo Bruyninckstraat.

LEO BRUYNINCXSTRAAT
Ook in dit geval was de naamgever een geschiedschrijver, nu van recenter tijden. De op 22 september 1866 geboren Bruynincx was advocaat van beroep en achtereenvolgens volksvertegenwoordiger en burgemeester van Dendermonde tijdens de Eerste Wereldoorlog. In oktober 1929 schrijft hij een boek over zijn stad, maar doordat de man nog op de 18de van diezelfde maand tijdens de jaarmarkt overlijdt, wordt het pas in 1965 uitgegeven.

Ga even in het midden van de rijweg staan.

NIEUW ZWYVINCQ
Je ziet links en rechts rijen lage arbeiderswoningen, die vrijwel halverwege de straat even worden doorbroken door een hoger dak. We bevinden ons hier middenin het Nieuw Zwyvincqkwartier, zoals het wordt genoemd bij de aanleg rond 1900, waarbij industrieel Albert Vertongen zijn fikse lap grond verkavelt.

Het uit de band springende huis op nr.18 was de chique woning van Odilon Straetman, eigenaar van een deken- en dweilenfabriek in de toen nog zelfstandige gemeente Sint-Gillis. Een gevel met balkon en blauwe regen – en op de foto de Belgische vlag – zijn je herkenningspunten, want een huisnummer ontbreekt.

Aan het straateinde naar links, de Zwyvinckstraat in. Die komt achteraan met een haakse hoek uit bij de

WELDADIGHEIDSSTRAAT
In 1901 zorgt het Weldadigheidsbureel (stedelijke bijstand voor de armere bevolking) voor het bouwen van een straatbeluik met twee rijen van in totaal 32 arbeiderswoningen in dit doodlopende straatje. Ook hier zorgde een pomp voor drinkwater ten behoeve van alle gezinnen. Aan deze huizen werd geen haar gekrenkt tijdens de Eerste Wereldoorlog.

We spreken over straat- en pleinbeluiken. Zojuist heb je een pleinbeluik bezocht en dat oogt vandaag prettiger dan dit straatbeluik. Alhoewel beide dames op de foto ons verzekerden dat ze hier héél graag wonen. De huisjes blijken ook ruimer dan ze op het eerste zicht lijken.

We keren op onze stappen terug en wandelen de Zwyvinckstraat helemaal uit. Je komt langs een groot schoolgebouw. Maar kijk ook even wat laag-bij-de-grondser waar de stoep geveegd wordt door een mannetje van de Brusselse stencilkunstenaar Jaune.

ZWYVINCK MIDDENSCHOOL
Zwijvinckstraat.
Ongeveer op deze plaats resten er in de 13de eeuw wat gebouwen van de eerste cisterciënzerinnenabdij. Die is opgericht door Vrouwe Machteld I van Dendermonde in 1223 vanuit een door haar al in 1214 gesticht Sint-Gillis gasthuis voor arme pelgrims en hulpbehoevende burgers.

Omdat hier teveel lawaai heerst, nadelig voor de contemplatieve godsvrucht van de nonnen, verhuist die abdij op 14 juni 1228 via een nogal aparte ruil met de parochiekerk van Zwyvincke naar de Zwijvekekouter aan de overzijde van de oude Dender op grondgebied van buurgemeente Sint-Gillis. De parochiekerk krijgt een nieuwe plek binnen de stadsmuren – je komt er bijna op het eind van onze route langs.

Deze gebouwen worden dan ingenomen door vrome reclusen, gewone alleenstaande vrouwen. Die wonen samen omdat het veiliger is in een gemeenschap waar niet gehuwde vrouwen met een scheef oog worden bekeken. Een vrouwenoverschot is echter ten tijde van de Kruistochten in veel Europese steden niet ongewoon. Vrouwe Machteld II maakt er in 1259 dan maar meteen een echt begijnhof van.

Grote Kluis en maricolen
Tussen 1288 en 1295 verhuist een deel van deze begijnen naar een nieuw hof aan de Brusselsestraat. De achterblijfsters noemen zich voortaan kluizenaressen en hun woongebied De Grote Kluis. Ze houden stand tot het eind van de 16de eeuw, waarna de gebouwen meer dan een halve eeuw leeg blijven staan, totdat er met een legaat van pastoor Hilduard d’Haens van de Sint-Gilliskerk een onderkomen voor oude vrouwen wordt gesticht. Een paar jaar later, in 1663, maakt Anne Puttemans daar een maricolenklooster van, dat tot aan de Franse tijd blijft bestaan.

Van zothuis tot psychiatrie …
Alle kloosterordes worden door die Franse revolutionairen opgeheven en zij brengen in deze kloostergebouwen voortaan zwakzinnigen onder. Het wordt een ‘zothuis’, aan echte psychiatrie wordt in die dagen nog niet gedaan.

Wanneer die Fransen na de Slag bij Waterloo (1815) spoorslags verdwijnen, keren de nonnen terug en nemen het bestuur van de krankzinnigeninstelling over. Ze bouwen zelfs tussen 1863 en 1865 een volledig nieuwe inrichting – die gebouwen zie je nu – maar gaan die nooit gebruiken. Want ongeveer tezelfdertijd besluiten ze hun psychiatrische instelling naar het dorp Lede nabij Aalst te verhuizen.

… en Krijgshospitaal
De Belgische Staat koopt de panden in 1867 over en maakt er een Krijgshospitaal van.  Vandaag worden ze gebruikt als school. Het is nu aan leraren en leraressen ervoor te zorgen dat het niet opnieuw een zothuis wordt.

Aan het eind van deze straat zie je voor je in de Nijverheidsstraat:

OUDE POORT VAN DE ABDIJ VAN ZWIJVEKE
Doordat de stad Dendermonde in 1969 de intussen aardig vervallen abdijrestanten koopt en laat herstellen, kunnen we die vandaag nog zien. Deze grote poort uit 1755  is daarbij het meest schamele restant, zelfs enigszins ‘fake’. Hij staat gewoon tegen de tuinmuur van een pastorie, omdat het originele poortgebouw bij restauratie niet meer te redden viel.

Wandel je rechts de Nijverheidsstraat verder in, dan kom je langs een zuilengalerij.

ZWIJVEKE MUSEUM
Nijverheidsstraat 1.
Die galerij is in 1690 door abdis Livina Mendez gebouwd als deel van de tweede abdij. Daarbij is gebruik gemaakt van arduinen zuilen uit de inmiddels verwoeste abdij op de Zwijvekekouter. In de muur zie je een groot aantal gevel-, gedenk- en grafstenen ingemetseld, waarnaast vaak hun herkomst wordt vermeld. 

De smeedijzeren pompzwengel uit het derde kwart van de 18de eeuw komt van de vroegere Vismarkt achter het stadhuis. In de muur zit ook het beloofde overblijfsel van de zoutziederij van Jodocus Goris, een jaarsteen uit 1882. Een opvallend restant is de gevelsteen met het wapen van Juan de Alvarade y Bracamonte, tijdens de 80-jarige burgeroorlog tussen Spanjaarden en Geuzen de Spaanse gouverneur van Dendermonde, residerend in het geconfisqueerde Prinsenhof aan de Vlasmarkt, waar we straks langs komen.

Boven op deze galerij ligt een tentoonstellingszaal, waar exposities het Dendermonde uit de 19de en 20ste eeuw tonen. Bereik die ruimte via een trap in het
Dienstgebouw. De glazen deur doorgaan en je staat in een hal met arduinen gedenksteen voor mevr. Alice Dörbecker-Van Ranst. Zij gaf geld voor de restauratie van deze abdijrestanten.

Rechts kom je in het
Gastenkwartier met hierin het
Historisch Documentatiecentrum.
Daar kan iedereen die wat meer wil weten over het Dendermondse verleden boeken en tijdschriften komen inkijken. Op de bovenverdieping, bereikbaar via de trap in de hal van het dienstgebouw, zit de Dendermondse foto- en diatheek.   

Openingsuren Zwijvekemuseum:
ma.-vr. 9-12/13-16u., tel.052/21.

LOTGEVALLEN VAN DE TWEEDE ABDIJ VAN ZWIVEKE

Zwiveke
Die naam schijnt te duiden op het gebied van een zekere Suevus, een Gallo-Romein die daar woonde op zijn Suiviacum, een groot landbouwbedrijf, zoals je ze vandaag rond deze stad – ietwat bescheidener – nog steeds aantreft.

Woelige abdij-jaren
In 1579 wordt de abdij tijdens de Tachtigjarige Oorlog door de calvinistische geuzen behoorlijk beschadigd, maar tussen 1608 en 1663 weer hersteld. Boter aan de galg, amper vier jaar later in slaat in augustus 1667 de Franse Zonnekoning Lodewijk XIV in zijn strijd rond de Spaanse troon het beleg voor Dendermonde. De Spaanse gouverneur van de stad geeft zelf opdracht tot verwoesting van de abdij. Zo wil hij de Fransen verhinderen hun artillerie binnen de kloostermuren op te stellen om hun aanvallen op Dendermonde  te ondersteunen.

Waterlinie
Lodewijk moet zijn beleg opgeven als de Dendermondenaren hun waterlinie inschakelen: via een systeem van sluisjes en kanaaltjes kan bij vloed Scheldewater via de Dender binnenstromen en het lager liggende land rondom de stad overstromen. Een molenaar van een watermolen waarschuwt Lodewijk voor het oprukkende water, het zogenaamde Verraad van Dendermonde.

Nieuwe abdij
Met die overwinning op de Fransen zijn de nonnen niet echt gebaat. Voor hun veiligheid – je zou voor minder na zulke ervaringen – herbouwen de zusters hun nieuwe abdij binnen de stadsmuren.
Tussen de poort waarvoor je nu staat en de Lindanusstraat, verrijst tussen 1671 en 1762 een nieuwe abdij met naast een compleet poortgebouw met enkele dienstgebouwen ook een gesloten pandhof en een kerk, alles omgeven door een royale tuin.

Openbare verkoop
Het leek zo mooi, maar wat de Fransen in de 17de  eeuw niet hadden klaargekregen, lukt hen tijdens hun volgend bezoek begin 1797. Ditmaal komen ze zonder koning. Lodewijk XVI en zijn koningin Marie Antoinette hebben hun hoofd in Parijs verloren, terwijl de Revolutie voortrolt naar het noorden. De nonnen worden manu militari uit hun klooster gezet, dat in 1798 openbaar wordt verkocht als ‘nationaal goed’.

Het grootste deel van de gebouwen wordt gesloopt, bouwmaterialen brengen geld op. Blijven staan: gastenkwartier, dienstgebouw, poortgebouw en een gaanderij die verbouwd wordt tot acht kleine arbeiderswoningen. In het dienstgebouw neemt een boer zijn intrek.

Een kleine eeuw later komt alles in bezit van Albert Vertongen, de ons al bekende industrieel die rond 1900 het Zwijvicqkwartier laat ontstaan.

© Foto Vera Seppion

GROTE WORTELDANS
Grasveld Zwijvekemuseum

Een beeldhouwwerk van Jeanne de Dijn. Hoewel zij het reeds maakte in 1970, is het hier geplaatst op 13 augustus 2009.
Jeanne de Dijn weet met abstracte vormen dynamiek op te roepen. In deel 4 van deze wandeling kom je een tweede beeld van haar tegen.

Je kan er moeilijk naast kijken, die grote en kleurrijke muurschildering, waar elk van de drie figuren bezig is met eigentijdse communicatie. Het is een werk van Joëlle Dubois uit 2018.

Wandel de Nijverheidsstraat uit, zodat je opnieuw in de Lindanusstraat belandt, waar je linksaf gaat.

LINDANUSSTRAAT deel 2
Op de linkerhoek een reliëf van het Ros Beiaard met de vier heemskinderen – daar ontkom je hier echt niet aan! “Mijn Dendermonde mijn”, hier woont een échte liefhebber van zijn stad.

Maar kijk ook nog even naar rechts, naar dat gebouw met ‘wassalon’ op de gevel.

HOOFDKANTOOR La DENDRE
Lindanusstraat 31-33.
Jean Ezéchiel De Bruyn, Emile Clément en Emile Geerinckx richten hier in 1875 een katoenfabriek op, die vanaf 20 juli 1894 onder de naam La Dendre katoen spint, verft, bleekt en apprenteert.

Het drietal is van goed katholieke huize en de Dendermondenaren spreken al snel over ‘t katholiek fabriek. Zo staat er in het arbeidsreglement dat “Godslastering, zedeloosheid, zingen of andere onbetaamlijkheden, zowel buiten als binnen de fabriek, ten strengste verboden zijn”.

Paternalistische fabrieksdirecteuren zijn eind 19de eeuw geen uitzondering. Zij willen goed bedoeld de arbeidersklasse ‘verheffen’, maar hebben er geen idee van hoe die mensen dagelijks leven. Sommige ondernemers gaan daarin zo ver, dat ze hele woongemeenschappen rond hun bedrijven laten bouwen met alle mogelijke voorzieningen. Maar dat is tot mislukken gedoemd, de arbeiders zien zich niet aan het handje van de directeur lopen om ontwikkeld te worden.

La Dendre heeft het uiteindelijk volgehouden tot 29 maart 1938, toen de crisis te hard toesloeg om de productie overeind te houden. Vandaag is er op het vroegere fabrieksterrein achter het kantoorgebouw een Colruyt-supermarkt. Dus toch weer een familiebedrijf, dat zich zelfs overeind weet te houden door de kampioen van de laagste prijs te spelen.

Wandel de Lindanusstraat uit tot aan het einde. Van bovenuit gezien ben je nu hier. Je gaat verder naar links, maar kijk eerst even rechts naar de overzijde.

          ABDIJSCHOOL VAN DENDERMONDE
Waar projectontwikkelaar Uplace nu onder de naam Hof van Saeys een residentieel geheel van winkels en woningen optrekt, stond tot zomer 2018 nog de beroemde c.q. beruchte Abdijschool.

Maurus Peleman, derde abt van de nog bestaande Sint-Pieter-en-Paulusabdij, richt na de verwoestingen van de Eerste Wereldoorlog in 1935 naast de herbouw van de abdij ook een Abdijschool op. Doel is de vorming van een toekomstige elite. En heel wat Dendermondenaren hebben hier het fundament van hun latere carrière gelegd.

Maar er was een zwarte keerzijde, met name binnen het internaat: seksueel kindermisbruik. Jongetjes sliepen op de kamer van hun paters-leraren, wasten zich in een gezamenlijke badkamer en achter een magazijn van de school was er zelfs een ruimte met fototoestellen en een bed.

Het misbruik deed zich voor tussen de jaren 1950 en ’90. Ze kwamen aan het licht bij een inval van het gerecht bij het aartsbisdom Mechelen in juni 2010. De tv-reportage ‘Godvergeten’ van september 2023 bracht schokkende verklaringen naar buiten, met name rond paters Dom Robert en Dom Emiel. Hun misbruik leidde meermaals tot zelfmoord van de betrokken kinderen op latere leeftijd. 

OUDE VEST
In de 12de eeuw ontpopt Dendermonde zich tot regionaal centrum van handel in geweven wollen stoffen – dan gezamenlijk met de term laken aangeduid – en wordt de stad uitgebreid met een buitenwijk op de rechteroever van de Dender. Om die te beveiligen wordt een gracht aangelegd, die aan weerszijden op de Dender aansluit.

Wanneer die gracht evolueert tot een belangrijke binnenhaven worden aan beide zijden huizen gebouwd. Je ziet dat vandaag die gedempte Oude Vest behoorlijk breed is. Pas nu kom je in het oude stadsdeel binnen de middeleeuwse wallen.

Langs de Oude Vest wonen in de middeleeuwen de pijnders, middeleeuwse havenarbeiders. Ze vormen een groep die in hoog aanzien staat.  Daarom mogen zij het Ros Beiaard dragen in de Ommegang. Een huwelijk met een pijnder wordt gezien als een gouden toekomst, zo’n man heeft altijd behoorlijk betaald werk.

Pijnders zijn gewend enig gewicht te torsen bij het laden en lossen en ze werken goed samen, zodat ze doorgaans ingeschakeld worden bij het blussen van branden. Dan nog een kwestie van emmers water doorgeven van de Dender of een nabije gracht tot de plek waar het vuur woedt.

Vandaag is de Oude Vest nog altijd Dendermonds navelstreng met de rest van de wereld. Nu via filialen van nationale en internationale winkelketens.

Wandel tot bijna aan het de rotonde, maar ga wat eerder rechts, eerst onder de winkels door en dan de ingang van winkelgalerij De Oude Vismijn binnen. Wandel daar doorheen. Zo kom je uit op een pleintje met terrasjes. Even omdraaien naar de

OUDE VISCHMIJN
Vlasmarkt.
Meestal vind je de plaats waar vis wordt verhandeld in riviersteden zo dicht mogelijk bij het water. Dat was in Dendermonde niet anders. Bij de burcht van de lokale heren splitste de Dender zich in twee takken, waarvan er eentje de Visgracht werd. Daarlangs wordt de Vismarkt aangelegd met een Vishalle als verkoopruimte.

Die wordt in de late 17de eeuw afgebroken en er komt een afdak voor in de plaats, dat met een ijzeren leuning wordt omgeven en waaronder de aangevoerde verse vis wordt gemijnd. Mijnen is verkopen bij afslag. Men begint een hoge prijs te roepen. Blijken daar geen kopers voor te zijn, dan wordt dat bedrag in vaste stappen verlaagd tot één van de omstaanders ‘mijn’ roept en zo de partij koopt. Mijnen – het omgekeerde van veilen, verkopen bij opbod – wordt toegepast bij bederfelijke waar, zoals vis en snijbloemen.

1914 zet ook een punt achter de vismijn langs de Dender. Na de oorlog wordt dit gebouw aan de Vlasmarkt opgetrokken. Maar daar is dan allengs minder behoefte aan, de komst van koelinstallaties maakt het mogelijk vis langer te bewaren en koel te transporteren. Zo verhuist de activiteit van de vismijn naar de winkel van de visboer. Nu staat hier hooguit nog vis op de menukaart van de restaurantjes. Herinner je je de pompzwengel in de Zwijvekegalerij? Die kwam dus van de oude vismarkt langs de Dender.

Het tweede deel brengt je aan weerszijden van de oude Dendertak met de Kunstacademie en de stal van het Ros Beiaard.
Klik daarvoor op de knop !